Briend met Mohammed en drie jaar jonger, Abu Bakr werd in Mekka geboren uit de stam van de Quraysh en werd koopman. Hij was mogelijk de eerste volwassen man die Mohammed als de Profeet aanvaardde en Moslim werd. Na zijn bekering besteedde hij een groot deel van zijn rijkdom aan het kopen en bevrijden van Moslim slaven. Zijn clan gaf hem echter weinig bescherming, en hij onderging vernederingen van Mohammed’s tegenstanders. Als Mohammeds naaste vriend en raadgever vergezelde hij hem als enige bij zijn Hijra, de migratie van Mekka naar Medina in 622.
In Medina hielp Abu Bakr Mohammed op vele onopvallende manieren, en zijn kennis van de genealogieën en intriges van de talrijke Arabische stammen was een grote aanwinst. De twee mannen werden verder met elkaar verbonden door Mohammeds huwelijk met Abu Bakrs dochter Aisha in 623 of 624. Abu Bakr voerde voor Mohammed geen belangrijke militaire expeditie aan, maar hij was de leider van de pelgrimstocht naar Mekka in 630 en werd aangewezen om de openbare gebeden te leiden tijdens Mohammeds laatste ziekte. Door zulke kleine tekenen werd hij als kalief aangewezen.
Bij Mohammeds dood in juni 632 was de toekomst van de staat onzeker, maar het oratorium van Omar (later de tweede kalief) wist de mannen van Medina over te halen AbuBakr als kalief te aanvaarden. Een groot deel van zijn bewind werd in beslag genomen door het neerslaan van opstanden. Eén was er reeds uitgebroken in Jemen, en weldra volgden er nog een vijftal andere in verschillende delen van Arabië. De leiders beweerden meestal profeten te zijn, en de opstanden staan bekend als “de oorlogen van het afvallige geloof”, hoewel de achterliggende redenen voornamelijk van politieke aard waren. De belangrijkste slag was die van Yamama in mei 633, toen Musaylima, de sterkste leider van de opstandelingen, werd verslagen en gedood door een moslimleger onder leiding van Khalid ibn al-Walid.
Mohammed had de noodzaak voorzien van expedities buiten Arabië om de krachten van zijn Arabische bondgenoten te absorberen en te voorkomen dat zij elkaar zouden bestrijden; en Abu Bakr zond, ondanks de dreigende situatie na Mohammeds dood, een expeditie van Medina naar Syrië. Naarmate Arabië na de opstanden werd gepacificeerd, werden andere expedities naar Irak, dat toen deel uitmaakte van het Perzische Rijk, en naar Syrië gezonden. Kort voor de dood van Abu Bakr in augustus 634 versloeg zijn generaal Khalid, na een beroemde woestijntocht van Irak naar Damascus, een groot Byzantijns leger bij Ajnadain in Palestina en gaf de Arabieren voet aan de grond in dat land. Aldus werd in de korte regeerperiode van Abu Bakr de embryonale Islamitische staat niet alleen ongeschonden gehandhaafd, maar werd ook de expansieve beweging op gang gebracht die de Arabische en Islamitische rijken voortbracht.