Achtergronden: Allergie voor een plantaardig voedingsmiddel kan het gevolg zijn van directe sensibilisatie voor dat voedingsmiddel of van primaire sensibilisatie voor pollen, latex, of een ander voedingsmiddel.
Doelstelling: Wij onderzochten de primaire sensibilisatoren bij appelallergie in Europa, de individuele allergenen die hierbij betrokken zijn, en of deze verschillen de klinische presentatie bepalen.
Methoden: Patiënten (n = 389) met een positieve anamnese en huidprikreactie op verse appel werden geselecteerd in Nederland, Oostenrijk, Italië en Spanje. Huidpriktesten en RASTs op een panel van pollen en plantaardige voedingsmiddelen werden uitgevoerd, evenals RASTs op Bet v 1 en de appelallergenen Mal d 1, 2, 3, en 4.
Resultaten: In Nederland, Oostenrijk en Italië is appelallergie mild (>90% geïsoleerde orale symptomen) en gerelateerd aan berkenpollinose en sensibilisatie voor Bet v 1 en zijn appelhomoloog, Mal d 1, die een odds ratio van lokale reacties heeft van 2,85 (95% CI, 1,47-5,55). In Spanje is appelallergie ernstig (>35% systemische reacties) en gerelateerd aan perzikallergie en sensibilisatie voor Mal d 3 (niet-specifiek lipidetransferproteïne), dat een odds ratio van systemische reacties heeft van 7,76 (95% CI, 3,87-15,56).
Conclusie: De analyse van individuele appelallergenen in een klinische context heeft inzicht verschaft in de sensibilisatieroute en in het intrinsieke risico dat een allergeen draagt om milde of ernstige voedselallergie te induceren.
Klinische implicaties: Informatie over de sensibiliseringsroute is essentieel voor het ontwikkelen van preventieve strategieën bij voedselallergie. De toepassing van individuele voedselallergenen met een bekend intrinsiek risico zal de prognostische waarde van diagnostische tests verbeteren.