CONSTITUTIONAL RIGHTS FOUNDATION
Bill of Rights in Action
FALL 2008 (Volume 24, No. 2)

Politiek

How Political Parties Began | Making it Easier to Vote vs. De ontwikkeling van het Confucianisme in het oude China

De ontwikkeling van het Confucianisme in het oude China

Confucius reisde het grootste deel van zijn leven door China en onderwees over het belang van plicht, rituelen en deugd. Hij onderwees dat een heerser een voorbeeld moet stellen om mensen te inspireren naar een moreel leven te streven. Jaren na zijn dood brachten studenten zijn leringen samen in een boek, de Analecten, en ontwikkelde zich een nieuwe denkschool: het confucianisme. Deze filosofie heeft China gedurende het grootste deel van zijn geschiedenis diepgaand beïnvloed.

Eeuwenlang werd China geregeerd door een reeks dynastieën, of heersende families. De eerste grote dynastie was de Shang-dynastie, die gedurende ongeveer 400 jaar over een groot deel van China heerste. De volgende dynastie was de Zhou. De Zhou-dynastie bleef zo’n 800 jaar aan de macht, van 1027 tot 256 v. Chr. Maar de laatste 500 jaar regeerde zij alleen in naam. Barbaarse stammen vielen aan, en de Zhou Dynastie moest uiteindelijk haar hoofdstad verplaatsen. De edelen lieten hun loyaliteit aan de Zhou Dynastie varen en streden met elkaar om de controle over delen van China.

Tijdens deze wanordelijke en gevaarlijke tijd viel de Chinese samenleving uiteen. Naarmate het verval van de Zhou-dynastie zich voortzette, namen de oorlogen toe. Om de oorlogen te kunnen voeren, hieven de heersers hoge belastingen op, dwongen zij mannen in militaire dienst te gaan en lieten zij vrouwen en oudere mannen op het land werken. Voedsel was vaak schaars, en mensen stierven soms van de honger. Het was een tijd van grote onzekerheid.

Het was ook een tijd van grote intellectuele gisting. Veel denkers kwamen met ideeën om een betere samenleving op te bouwen. Er waren zoveel ideeën in de lucht dat de zogenaamde Honderd Denksscholen ontstonden, die elk probeerden de heersers te beïnvloeden en de samenleving te veranderen. Het was de gouden eeuw van de Chinese filosofie. De vier belangrijkste scholen waren het taoïsme, het mohisme, het legalisme en het confucianisme.

Confucianisme was de eerste, en uiteindelijk de meest invloedrijke, van alle scholen. Het adviseerde de Chinese samenleving te genezen door terug te keren naar de tradities van de vroege Zhou Dynastie.

Een andere school was het Taoïsme. Taoïsten adviseerden een terugkeer naar een eenvoudiger tijd, meer in harmonie met de natuur. Volgens de legende raakte de stichter van het taoïsme zo ontgoocheld dat hij China verliet, en de basistekst van de school achterliet, de Dao De Jing (Het Boek van de Weg en Zijn Macht). Dit poëtische werk spoort heersers aan om eerlijk en zachtaardig te zijn en niet te veel wetten aan te nemen: “Als de regering ontspannen is, is het volk ontspannen.”

Een derde school was het Mohisme, genoemd naar zijn stichter Mo Zi (470-c. 391 v. Chr.). Het verwierp Confuciaanse en Taoïstische oproepen om terug te keren naar het verleden. Mohisten geloofden in het gelijk liefhebben van alle mensen en het helpen van het gewone volk. Zij vonden dat mensen eenvoudig moesten leven. Een heerser moet de economie bevorderen en offensieve oorlogen vermijden. Muziek, traditie en luxe werden door hen als verkwistend of lichtzinnig beschouwd.

Een laatste school was het Legalisme. De Legalisten geloofden dat alle andere scholen onpraktisch waren. De manier om orde te scheppen was een code van strenge wetten op te stellen, de code openbaar te maken, en degenen die de wetten gehoorzaamden te belonen en degenen die ze overtraden hard te straffen.

Confucius (551-479 v. Chr.)

De grondlegger van het Confucianisme was een man genaamd Kong Qi. Hij werd later bekend als Kong Fuzi, of Meester Kong. In het Westen wordt hij Confucius genoemd. Hij werd geboren in 551 v. Chr. in het noordoosten van China in de staat Lu. (Lu maakt tegenwoordig deel uit van de Chinese provincie Shandong.)

Confucius leefde een eenvoudig leven en bracht het grootste deel van zijn tijd door als leraar. Over zijn leven zijn slechts enkele feiten bekend. Maar omdat hij wordt beschouwd als een van de grootste Chinese denkers, zijn er veel verhalen over hem ontstaan.

Zijn familie was arm, en zijn vader stierf toen hij 3 was. Zijn moeder onderwees hem, en hij studeerde hard. Toen hij 15 was, besloot hij zijn hele leven te leren. Hij las en bestudeerde klassieke Chinese werken.

Toen hij begon les te geven, trok Confucius al snel een schare trouwe leerlingen aan. Hij zei dat hij iedereen onderwees die naar hem toe kwam “van de allerarmsten naar boven … niemand is ooit naar mij toegekomen zonder onderricht te krijgen.”

Hij wordt in China de “Eerste Leraar” genoemd. Vóór Confucius huurden rijke mensen leermeesters in om hun kinderen te onderwijzen. Confucius vond niet dat leren alleen voor de rijken was weggelegd. Hij geloofde dat iedere man in China moest leren. Hij zag onderwijs als een manier om het leven van mensen te verbeteren en de samenleving te veranderen.

Toen hij ongeveer 50 jaar oud was, werd hij aangesteld om in de regering van Lu te werken. Hij wilde zijn ideeën toepassen om de samenleving beter te maken. Al snel werd hij minister van justitie, maar Confucius zag dat degenen boven hem niet van zijn ideeën hielden. Dus vertrok hij.

De volgende 12 jaar reisde hij door China op zoek naar een heerser die naar zijn ideeën zou luisteren. Hij vond er nooit een. Zijn studenten bleven hem echter volgen. Toen hij 67 was, keerde hij terug naar Lu en bleef lesgeven en vijf Chinese boeken bestuderen, bekend als de Vijf Klassieken. Het zijn:

1. Boek der Veranderingen (Yi Jing). Deze poëtische tekst beschrijft twee tegengestelde, maar elkaar aanvullende levenskrachten – yin en yang. Dit oude boek werd vaak gebruikt om de toekomst te voorspellen of om handelingen te leiden. Zowel Confucianistische als Taoïstische denkers namen het over als onderdeel van hun filosofie.

2. Boek der Geschiedenis (Shu Jing) bevat officiële documenten die ver teruggaan in de Chinese geschiedenis.

3. Boek der Poëzie (Shi Jing). Confucius zei: “In het Boek der Poëzie staan 300 gedichten. Maar de essentie ervan kan in één zin worden uitgedrukt: ‘Heb geen verdorven ideeën.’ “

4. Boek der Rituelen (Li Ji) beschrijft in detail de ceremonies en rituelen van de Zhou Dynastie.

5. Spring and Autumn Annals (Lin Jing) beschrijft de geschiedenis van de staat Lu van 722 tot 479 v. Chr., het jaar waarin Confucius stierf. Geschreven in spaarzaam proza, volgt het belangrijke gebeurtenissen in de regering.

Confucius bestudeerde ook een zesde klassieker, het Boek der Muziek (Yue Jing). Confucius beschouwde muziek als essentieel voor het leven. Maar dit werk is niet bewaard gebleven. Elk van de andere teksten is omstreden: Wie schreef het? Wanneer werd het geschreven? Wie schreef de commentaren op de tekst?

Confucius beweerde dat hij slechts de leringen van de klassieken “doorgaf”. Maar zijn interpretaties van de klassieken creëerden een nieuwe school van denken in China. De Vijf Klassieken (met uitzondering van de Yi Jing) werden de enige provincie van het Confucianisme. Andere stromingen creëerden hun eigen werken.

Confucius stierf in 479 v. Chr. Vele jaren na zijn dood schreven zijn leerlingen (of de leerlingen van zijn leerlingen) de leer van Confucius op in een boek dat de Lun Yu werd genoemd. In het Engels wordt dit boek meestal de Analecten genoemd. Het bevat honderden korte passages. Het meeste van wat we over Confucius weten komt uit deze bron.

Confucianisme

Confucius hechtte veel waarde aan het verleden. Hij wilde dat mensen oude waarheden overnamen. Door ze over te nemen, geloofde hij dat de samenleving zou terugkeren naar vrede en harmonie.

Confucius legde de nadruk op verschillende basisideeën. Het belangrijkste is ren. Het is samengesteld uit de Chinese karakters die “mens” en “twee” betekenen, waarmee de verbondenheid van mensen met elkaar wordt aangegeven. Ren is wat een mens menselijk maakt en het leven de moeite waard. Het kan vertaald worden als “menselijkheid” of “goedheid”. Het doel van iedereen zou moeten zijn om ren te bereiken. Confucius noemt iemand die ren bereikt een “superieur persoon”, “ideaal persoon”, of “wijze”. Om een superieur persoon te worden, moet een persoon de juiste dingen doen.

Een van de juiste dingen is yi, het doen van je plichten. Confucius zag iedereen als iemand die een plicht heeft tegenover alle anderen. Toen hem werd gevraagd naar één enkel idee om iemands handelen te sturen, antwoordde hij: “Hoe zit het met eerlijkheid? Wat je jezelf niet wilt aandoen, doe dat ook anderen niet.”

Confucius sprak over plichten in ongelijke relaties: ouders en kinderen, ouder kind en jonger kind, man en vrouw, broer en zus, oudere vriend en jongere vriend, leraar en student, heerser en onderdanen. In elke relatie moet de hogergeplaatste persoon zorgen voor de lagergeplaatste persoon. Op zijn beurt moet de lagere persoon de hogere persoon gehoorzamen en eren. Ouders moeten bijvoorbeeld hun kinderen goed behandelen en hen zorgvuldig opvoeden. Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen en trouw zijn.

Iedereen moet zijn rol naar behoren vervullen: “Laat de heerser een heerser zijn, de minister een minister, de vader een vader, en de zoon een zoon.” Als mensen hun rol goed vervullen, loopt de samenleving gesmeerd. Doen ze dat niet, dan valt ze uit elkaar.

Een ander deel van de superieure persoon is de, deugd of morele kracht. Confucius zei: “De superieure persoon geeft om deugd (de). De inferieure persoon bekommert zich om dingen.”

Ritueel (li) was ook belangrijk. Rituelen waren niet bedoeld als lege gebaren, maar als middelen om ren, yi en de tot uitdrukking te brengen. Confucius zei: “Als een man zonder menselijkheid (ren) is, wat voor waarde heeft ritueel (li) dan?”

Ritueel kan ceremonies betekenen. Het omvat ook de handelingen van het dagelijks leven: mensen begroeten, praten, om gunsten vragen, afscheid nemen. Rituelen zijn de juiste vormen voor actie, en ze werken magisch. Dit klinkt misschien vreemd, maar denk eens aan de magische woorden “alstublieft” en “excuseer mij” en hun kracht. Je kunt bijvoorbeeld iemand veel groter dan jezelf bewegen door simpelweg te zeggen: “Excuseer me.” Confucius zag rituelen als de manier om de samenleving soepel te laten verlopen.

Confucius geloofde dat heersers geen geweld hoefden te gebruiken om de harmonie in de samenleving te herstellen. Confucius zei: “Als je hen regeert door middel van deugd (de) en de orde onder hen bewaart door middel van ritueel (li), zullen de mensen hun eigen gevoel van schaamte krijgen en zichzelf corrigeren.”

Confucius streefde ernaar de harmonie en orde te herstellen die volgens hem honderden jaren daarvoor in de staat Zhou heersten. Confucius leerde dat de ideale heerser in deze tijd de hertog van Zhou was, de broer van de koning. Als de koning stierf, regeerde de hertog tot de zoon van de koning volwassen was.

Volgens Confucius dacht de hertog eerst aan de behoeften van zijn volk en leidde hij de Zhou-dynastie naar een periode van vrede en voorspoed. Confucius concludeerde dat het succes van de hertog niet te danken was aan zijn militaire dapperheid, maar aan zijn morele deugdzaamheid, die een goed voorbeeld was voor zijn volk. “Het morele karakter van de heerser is de wind; het morele karakter van degenen die onder hem staan is het gras. Als de wind waait, buigt het gras.”

Confucius geloofde dat het opgeven van deugdzaamheid onder heersers sinds die tijd had geleid tot het gebrek aan moraliteit dat hij overal om zich heen zag.

Confucius onderwees dat heersers een heilige verantwoordelijkheid hadden om deugdzaam te regeren. Dit betekende regeren met zelfdiscipline, aandacht voor de oude rituelen, en het welzijn en geluk van zijn onderdanen voorop stellen. Op deze manier regeren, zei Confucius, was een voorbeeld van morele goedheid voor alle anderen om te volgen.

Gebaseerd op zijn studie van de Vijf Klassieken, geloofde Confucius dat het volk de deugdzame heerser op natuurlijke wijze zou volgen en steunen, zonder dat daar harde wetten en straffen voor nodig waren. Zo’n heerser zou zich gedragen als de hertog van Zhou en de andere “wijze koningen” die als eersten de harmonieuze morele samenleving hadden geschapen die Confucius wilde herstellen.

Mencius (371-289 v. Chr.): De verdediger van het Confucianisme

Een eeuw na de dood van Confucius was het leven in China nog slechter geworden. Staten verzamelden enorme legers en waren voortdurend met elkaar in oorlog. Het debat tussen de Honderd Scholen ging door. Een nieuwe stem rees op om het Confucianisme te verdedigen.

Meng Zi (in het Westen bekend als Mencius) werd geboren in 371 v. Chr. Hij groeide op in een kleine staat die aan de thuisstaat van Confucius grensde en bestudeerde de Vijf Klassieken en de Analecten om een Confuciaans geleerde te worden. Net als Confucius reisde hij van de ene staat naar de andere, gaf les en bekleedde overheidsfuncties.

Mencius sprak met vele heersers. Hij zocht er een die de behoeften van het volk op de eerste plaats zou zetten. Hij werd ongeduldig toen de heersers alleen geïnteresseerd leken in persoonlijke genoegens en militaire glorie. Na 40 jaar reizen keerde hij naar huis terug om de rest van zijn leven les te geven en te schrijven.

Mencius nam de leer van Confucius over, maar hij bracht nieuwe ideeën naar voren over economie, bestuur en de menselijke natuur. Net als Confucius, beweerde hij dat hij een zender was. Maar net als Confucius, creëerde hij nieuwe interpretaties.

Hij deed specifieke voorstellen over landbouw. Hij geloofde dat acht families een vierkant van negen velden moesten bewerken. De families zullen elkaar helpen en “leven in genegenheid en harmonie.” Elke familie krijgt een eigen veld, maar moet eerst het middelste veld bewerken. De opbrengst van het middenveld gaat naar de heerser. “Als de seizoenen voor landbouw niet worden verstoord, zal het graan meer zijn dan kan worden gegeten.”

Confucius ging nooit in detail in op de menselijke natuur. Mencius leerde echter dat alle mensen voor het goede geboren zijn. Hij illustreerde zijn punt door het verhaal te vertellen van hoe iemand die een kind ziet dat op het punt staat in een put te vallen, zich gealarmeerd zou voelen. Mencius betoogde:

Het gevoel van medelijden is het begin van menselijkheid (ren). Het gevoel van schaamte is het begin van plichtsgetrouwheid (yi). Het gevoel van bescheidenheid en toegevendheid is het begin van ritueel (li). Het besef van goed en kwaad is het begin van wijsheid.

Mencius geloofde dat al deze gevoelens van nature in ons aanwezig zijn, maar dat ze ontwikkeld moeten worden. Hij dacht dat de gevoelens van goedheid zwak waren, en dat de lagere verlangens van een mens ze gemakkelijk konden overweldigen. Hij zag immers overal voorbeelden van egoïsme en immoreel gedrag. Mencius concludeerde: “Zij die het deel van zichzelf volgen dat groot is, zijn grote mensen, en zij die het deel van zichzelf volgen dat klein is, zijn kleine mensen.”

Als mensen hun goede aard zouden ontwikkelen, zou de samenleving daar veel profijt van hebben. Maar Mencius stelde niet dat mensen het om deze reden zouden moeten ontwikkelen. In plaats daarvan zouden ze het moeten ontwikkelen omdat het dat is wat ons menselijk maakt:

De mens verschilt maar weinig van de vogels en de beesten. De meeste mensen schuiven datgene wat ons anders maakt terzijde. De superieure mens bewaart het.

Mencius geloofde dat een heerser een voorbeeld moest zijn voor zijn volk en hen moest helpen hun menselijkheid (ren) te ontwikkelen. De ideale heerser zou een wijze zijn. Mensen zouden zich tot hem aangetrokken voelen, van hem houden, en hem steunen. Hij zou nooit bang hoeven te zijn voor rebellie of een militaire nederlaag.

De ideale heerser zou het volk op de eerste plaats zetten. Volgens Mencius:

Het volk moet het meest worden gewaardeerd, de toestand van het graan en het land daarna, de heerser het minst. Als je de gunst van het gewone volk wint, word je keizer. . . .

In een radicale wending van het confucianisme introduceerde Mencius het idee dat als een heerser zich als een tiran gedroeg en zijn volk onderdrukte, het volk het recht had om in opstand te komen en hem zelfs te doden. Hij rechtvaardigde dit door te stellen dat een tiran zich niet gedroeg als een heerser. Daarom was hij geen heerser. Toen Mencius werd gevraagd of het ooit geoorloofd is een heerser te vermoorden, antwoordde hij:

Iemand die van menselijkheid (ren) rooft, wordt een rover genoemd; iemand die van plichten (yi) rooft, wordt een sloper genoemd; en iemand die rooft en sloopt, wordt een vogelvrijverklaarde genoemd. Ik heb gehoord dat de vogelvrije Zhou ter dood is gebracht. Ik heb niet gehoord dat dit het vermoorden van een heerser was.

Mencius heeft nooit een heerser gevonden die handelde naar Confuciaanse deugden. Nadat Mencius in 289 v. Chr. was gestorven, stelden zijn discipelen het Boek van Mencius over zijn leer samen. Het werd later een ander klassiek werk van het Confucianisme.

Het einde van de Honderd Scholen

De Honderd Scholen, de gouden eeuw van de Chinese filosofie, eindigde toen de heerser van de staat Qin alle andere staten veroverde. Hij werd de “Eerste Keizer” van een verenigd China. Keizer Shi Huangdi, die de legalistische filosofie aanhing, voerde een meedogenloos regime van strenge wetten en harde straffen. Hij verbood en verbrandde de klassieke boeken. Hij liet alle geleerden, behalve Legalisten, levend begraven.

De Qin-dynastie was van korte duur en eindigde in een gewelddadige opstand. De nieuwe Han Dynastie herstelde het Confucianisme en maakte het tot het officiële denksysteem van het Chinese Rijk. De Han richtte een grote overheidsbureaucratie op die werd bestuurd door Confucianistische geleerden. Zij kregen hun positie door moeilijke ambtenarenexamens af te leggen op basis van de Vijf Klassieken, de Analecten, het Boek van Mencius, en andere werken.

Confucianisme door de eeuwen heen

Eeuwenlang ging het confucianisme in China in en uit de gratie. Tegen het begin van de Song Dynastie in 960 na Chr. wonnen het Taoïsme en het Boeddhisme, een religie die zijn oorsprong had in India, aan populariteit ten koste van het Confucianisme. Een nieuwe beweging van geleerden blies echter de leer van Confucius en Mencius nieuw leven in. De grootste Neo-Confucianistische geleerde was Zhu Xi (1130-1200). Hij riep de Song keizer op om een goed moreel voorbeeld te stellen en zo een einde te maken aan de wijdverspreide corruptie die zijn rijk verzwakte. Boze adviseurs van de keizer sloegen terug door Zhu en andere Neo-Confucianen te bestempelen als een “rebellenkliek van valse geleerdheid”.

Honderd jaar later echter, maakte de Yuan (Mongoolse) Dynastie Zhu’s eigen interpretaties van het Confucianisme verplichte lectuur voor de ambtenaren examens. Zhu’s invloed op de examens voor overheidsdienst bleef bestaan tot 1905, toen de Qing-dynastie ze afschafte. De Qing was de laatste Chinese keizerlijke dynastie. Na een revolutie die haar in 1912 door een republiek verving, verwierpen de nieuwe leiders het Confucianisme omdat de focus op het verleden voorbijging aan de wetenschap, technologie en democratie van de 20e eeuw.

Na de communistische machtsovername van China in 1949 probeerde Mao Zedong alle overblijfselen van het confucianisme uit te roeien. Hij zag de nadruk op de wijsheid van de oude wijzen als een bedreiging voor de eigen “wijzen” van het Communisme: Karl Marx, Vladimir Lenin, en hemzelf.

De huidige Chinese communistische leiders hebben Confucianisme’s ongrijpbare ideaal van een harmonieuze samenleving als hun eigen doel geadopteerd. Na 2.500 jaar zijn de ideeën van Confucius nog steeds levend in China.

Voor Discussie en Schrijven

1. Hoe was het leven in China tijdens de neergaande jaren van de Zhou Dynastie?

2. Wat waren de belangrijkste ideeën waar Confucius en Mencius in geloofden? Welke waren volgens jou het belangrijkst? Waarom?

3. Confucius zei: “Laat de heerser een heerser zijn, de minister een minister, de vader een vader, en de zoon een zoon.” Wat bedoelde hij daarmee?

4. De Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v. Chr.) zei: “De mens is een politiek dier.” Wat betekent dit? Zou Confucius of Mencius het eens of oneens zijn met Aristoteles? Waarom? Ben jij het met hem eens? Waarom?

Voor verder lezen

Loden, Torbjorn. Confucianisme herontdekt. Folkstone, Kent, UK: Global Oriental, 2006.

Waley, Arthur, trans. De Analecten van Confucius. Londen: George Allen & Unwin, 1945.

A C T I V I T Y

Een dialoog met filosofen

In deze activiteit krijgen leerlingen de kans om enkele beroemde citaten van politieke filosofen uit verschillende tijdperken te onderzoeken.

1. Vorm groepjes van vier of vijf leerlingen.

2. Wijs elke groep een van de vijf onderstaande citaten toe.

3. Elke groep moet het volgende doen:

a. Bespreek en beantwoord deze vragen:

(1) Wat betekent het citaat?

(2) Zou Confucius of Mencius het eens of oneens zijn met het citaat?

(3) Bent u het eens met het citaat?

b. Bereid je voor op een verslag van je antwoorden aan de klas en de redenen daarvoor. Citeer, indien mogelijk, materiaal uit de lezing bij het beantwoorden van vraag 2.

Quotaties

1. “Het is beter gevreesd te worden dan geliefd …..”
Uit De Prins van Niccolo Machiavelli (1469-1527 na Chr.), Italiaans politiek filosoof

2. Degenen “die onderdanig zijn aan een monarch kunnen … de monarchie niet afwerpen en terugkeren tot de verwarring van een uiteengevallen menigte; noch overgaan . . aan een andere man, een andere vergadering van mannen: want zij zijn gebonden . …”
-Van Leviathan van Thomas Hobbes (1588-1679), Engels politiek filosoof

3. “De uitbreiding van de rechten van de vrouw is het grondbeginsel van alle sociale vooruitgang.” Uit Theorie van de Vier Bewegingen van Charles Fourier (1772-1837 na Chr.), Frans politiek filosoof

4. “Het is niet de menselijke natuur die we moeten beschuldigen, maar de verachtelijke conventies die haar perverteren.”
Van Over Dramatische Poëzie van Denis Diderot (1713-1784 na Chr.), Frans filosoof

5. “De heersers van de staat zijn de enigen die het voorrecht zouden moeten hebben om te liegen, in eigen land of in het buitenland; het kan hun worden toegestaan te liegen voor het welzijn van de staat.”
-Van De Republiek van Plato (ca. 428-c. 347 v. Chr.), Grieks filosoof

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *