Clara Wieck-Schumann – biografische inleiding
Clara Schumann née Wieck (Leipzig 13 september 1819 – 20 mei 1896 Frankfurt/Main) is een van de beroemdste vrouwelijke pianisten in de 19e eeuw. Ze begon haar buitensporige carrière als wonderkind aan de piano en speelde zes decennia lang op de belangrijkste podia in heel Europa.
Maar Clara Schumann maakte meer waar dan deze rol: Ze was haar eigen manager, componiste en echtgenote van de componist Robert Schumann en baarde acht kinderen, van wie er zeven de volwassen leeftijd bereikten. Ze was ook vriendin, adviseur en gewaardeerde collega van vele beroemde musici zoals bijvoorbeeld van Wilhelmine Schröder-Devrient, Pauline Viadrot-Garcia, Johannes Brahms en Joseph Joachim, maar ze was ook pianopedagoog en bewerker van de werken van haar overleden echtgenoot. Was Clara Schuman een “alleskunner”?
Hoe slaagde zij erin zoveel rollen te vervullen? Wat waren de moeilijkheden en crises die zij in haar succesvolle leven moest overwinnen? Is zij nog steeds een rolmodel voor vrouwen in de 21e eeuw?
Een gedegen onderzoek naar het leven van Clara Schumann begon pas in de jaren tachtig. Sindsdien wordt getracht haar in meer dan twee rollen te typeren. Aangezien de omvangrijke driedelige biografie van Berthold Litzmann in het begin van de 20e eeuw werd gepubliceerd, zou het tientallen jaren duren voordat de nieuwe biografie over Clara Schumann werd geschreven door de Engelse auteur Joan Chissel (gepubliceerd in 1983). Zij werd gevolgd door de Amerikaanse biografe Nancy B. Reich. De biografie van Reich werd ook in het Duits vertaald.
De componiste Clara Schumann raakte tot die tijd grotendeels in de vergetelheid. Na de dood van Schumann stopte Clara met componeren. Tot 1856 waren ongeveer twee dozijn van haar werken in gedrukte vorm beschikbaar. Naast toneelstukken voor piano werden ook liederen, kamermuziek en een pianoconcert gedrukt en uitgegeven.
Clara schreef haar laatste compositie na een onderbreking van tientallen jaren ter gelegenheid van de gouden bruiloft van Julius en Pauline Hübner in 1879. Deze vierhandige mars, de eveneens ongedrukte drie koren van Geibel en Claras enige pianosonate in g-klein werden door Gerd Nauhaus volgens de autografen in het Robert Schumann Haus in Zwickau gepubliceerd (1989-1996).
Dankzij de musicologische dissertatie van Janina Klassen over “De virtuosa als componist” (“Die Virtuosin als Komponistin”) in 1990 en de samengestelde opname van haar pianowerken door de Antwerpse pianist Jozef de Beenhouwer (1990/1991), is Clara Schumann weer present in de huidige concertzalen en wordt haar kenmerkende stijl geaccepteerd. De volgende pagina’s zijn bedoeld om informatie te geven over Clara Wieck-Schumann en haar buitensporige persoonlijkheid, afgezien van al haar clichés, die bij haar leven al vaststonden.