Anglicaans aartsbisschop van Armagh
en primaat van heel Ierland
tussen 1625-1656.James Ussher (1581-1656), aartsbisschop van Armagh, primaat van heel Ierland en vice-kanselier van het Trinity College in Dublin, stond in zijn tijd hoog aangeschreven als kerkelijk man en als geleerde. Van zijn vele werken is zijn verhandeling over chronologie het meest duurzaam gebleken. Gebaseerd op een ingewikkelde correlatie van geschiedenissen uit het Midden-Oosten en het Middellandse-Zeegebied en de Heilige Schrift, werd het opgenomen in een geautoriseerde versie van de Bijbel die in 1701 werd gedrukt, en zo werd het met bijna evenveel onbetwistbare eerbied bekeken als de Bijbel zelf. Nadat Ussher de eerste scheppingsdag had vastgesteld als zondag 23 oktober 4004 v.Chr., berekende hij, met de argumenten die in de passage hieronder worden uiteengezet, de data van andere bijbelse gebeurtenissen. Hij concludeerde bijvoorbeeld dat Adam en Eva uit het Paradijs werden verdreven op maandag 10 november 4004 v.Chr. en dat de ark op 5 mei 2348 v.Chr. op de berg Ararat landde, ‘op een woensdag’.
Craig, G. Y. and E. J. Jones. A GeologicalMiscellany. Princeton University Press, 1982.
In het volgende fragment zijn Ussher’s schrijfwijzen getrouw aangehouden.
Omdat ons Christelijke tijdperk vele eeuwen na het begin van de wereld valt, en het aantal jaren daarvoor niet alleen moeilijker is, maar (tenzij er meer zorg aan wordt besteed) ook vatbaarder voor vergissingen; ook heeft het onze moderne chronologen behaagd om aan die algemeen ontvangen hypothese (die beweerde dat de Juliaanse jaren, met hun drie cycli door een bepaalde wiskundige prolepsis, tot aan het begin van de wereld hebben gelopen) een kunstmatig tijdperk toe te voegen, opgebouwd uit drie cycli die in zichzelf zijn vermenigvuldigd; want de Zonnecyclus vermenigvuldigd met de Maanscyclus, of het getal 28 met 19, levert de grote Paascyclus van 532 jaar op, en die weer vermenigvuldigd met vijftien, het getal van de indictie, ontstaat de periode van 7980 jaar, die voor het eerst (als ik me niet vergis) werd waargenomen door Robert Lotharing, bisschop van Hereford, op ons eiland Groot-Brittannië, en 500 jaar daarna door Joseph Scaliger geschikt werd bevonden voor chronologisch gebruik, en die de naam Juliaanse Periode kreeg, omdat hij een cyclus van zoveel Juliaanse jaren omvatte. Als nu de reeks van de drie kleine cikels vanaf dit huidige jaar wordt doorgetrokken tot voorafgaande tijden, zal blijken dat 4713 jaar vóór het begin van onze Christelijke jaartelling het jaar is waarin het eerste jaar van de indictie, het eerste van de Maankegel, en het eerste van de Zonne valt. De hoofden van deze periode geplaatst hebbende in de kalends van januari in dat proleptische jaar, moet de eerste van onze Christelijke vulgaire rekening gerekend worden tot de 4714 van de Juliaanse Periode, die, gedeeld door 15. 19. 28. ons de 4 Romeinse indictie, de 2 Maancycli, en de 10 Zonnecycli zal geven, die de voornaamste kenmerken van dat jaar zijn.
Wij vinden bovendien dat het jaar van onze voorvaderen, en de jaren van de oude Egyptenaren en Hebreeën van dezelfde hoeveelheid waren als het Juliaanse, bestaande uit twaalf gelijke maanden, die elk 30 dagen omvatten, (want het kan niet worden bewezen dat de Hebreeën vóór de Babylonische gevangenschap maanjaren gebruikten) aansluitend op het einde van de twaalfde maand, de toevoeging van vijf dagen, en elk vierjarig jaar zes. En ik heb door de voortdurende opeenvolging van deze jaren, zoals ze in de heilige geschriften staan, waargenomen dat het einde van de grote Nebukadnezars en het begin van Evilmerodachs (zijn zoons) regering, in het 3442 jaar van de wereld viel, maar door vergelijking van de Chaldeeuwse geschiedenis en de astronomische kanon, viel het in het 186 jaar c Nabonasar, en, zoals door bepaalde samenhang, moet het volgen in het 562 jaar voor de Christelijke rekening, en van de Juliaanse Periode, het 4152. En daaruit leidde ik af dat de schepping van de wereld plaatsvond in het 710 jaar van de Juliaanse Periode, door het begin ervan in de herfst te plaatsen: Maar voor zover de eerste dag van de wereld begon met de avond van de eerste dag van de week, heb ik waargenomen dat de zondag, die in het jaar 710 het dichtst bij de herfst-Æquinox kwam, volgens astronomische tabellen (niettegenstaande het verblijf van de zon in de dagen van Jozua, en het teruggaan ervan in de dagen van Ezechiëa) plaatsvond op de 23ste dag van de Juliaanse oktober; en concludeerden daaruit dat uit de avond die voorafging aan die eerste dag van het Juliaanse jaar, zowel de eerste scheppingsdag als de eerste beweging van de tijd moet worden afgeleid.
J. Ussher, The Annals of the World iv (1658)
In bovenstaand fragment wordt geen melding gemaakt van het tijdstip waarop de schepping plaatsvond. In populaire referenties vindt men het vaak vermeld als 9 uur ’s morgens, en dit wordt ten onrechte toegeschreven aan Ussher. Het volgende uittreksel uit Andrew D. White’s boek A History of the Warfare of Science with Theology in Christendom (D. Appleton and Co., 1897, blz. 9) identificeert de schuldige als Sir John Lightfoot:
…de algemene conclusie van een overweldigende meerderheid van de meest bekwame studenten van de bijbelse verslagen was dat de datum van de schepping, in ronde getallen, vierduizend jaar voor onze jaartelling lag; en in de zeventiende eeuw, in zijn grote werk, Dr. John Lightfoot, vice-kanselier van de Universiteit van Cambridge, en een van de meest eminente Hebreeuwse geleerden van zijn tijd, als het resultaat van zijn meest diepgaande en uitputtende studie van de Schriften, dat “hemel en aarde, middelpunt en omtrek, allen tezamen werden geschapen, in hetzelfde ogenblik, en wolken vol water,” en dat “dit werk plaatsvond en de mens werd geschapen door de Drie-eenheid op 23 oktober 4004 v. Chr, om negen uur ’s morgens.”
John Lightfoot (1602-1675), Vice-Kanselier van de Universiteit van Cambridge was een tijdgenoot van Ussher. Lightfoot publiceerde zijn berekeningen in 1644, voordat die van Ussher waren voltooid.
Maar de geschiedenis van dit verhaal is nog gecompliceerder. Voor een vollediger verslag zie: From Ussher to Slusher, from Archbish to Gish: or not in amillion years…” door Colin Groves. Dit hoofdstuk is afkomstig uit zijn Archaeology in Oceania 31 (1996)145-151. Zie ook Ussher Chronology in The Wikipedia.
terug naar de pagina van Donald Simanek.