De behandeling moet worden gebaseerd op een beoordeling door de betrokken gezondheidswerkers. Voor spieren met een lichte tot matige stoornis moet de behandeling voornamelijk bestaan uit oefeningen, die waarschijnlijk moeten worden voorgeschreven door een fysiotherapeut of een andere deskundige op het gebied van neurologische revalidatie.
Spieren met een ernstige stoornis zijn waarschijnlijk beperkter in hun mogelijkheden om oefeningen te doen, en hebben daarbij mogelijk hulp nodig. Zij kunnen extra ingrepen nodig hebben om de grotere neurologische stoornissen en ook de grotere secundaire complicaties te beheersen. Deze interventies kunnen bestaan uit seriële casting, flexibiliteitsoefeningen zoals programma’s voor langdurige positionering, en medische interventies.
Onderzoek heeft duidelijk aangetoond dat lichaamsbeweging gunstig is voor verzwakte spieren, ook al werd vroeger aangenomen dat krachtoefeningen de spiertonus zouden doen toenemen en de spierprestaties verder zouden verzwakken. Ook is er in de afgelopen decennia veel aandacht geweest voor andere interventies voor verminderde spieren, met name rekken en spalken, maar het bewijs ondersteunt deze niet als effectief. Een van de uitdagingen voor gezondheidswerkers die werken met UMNS bewegingsstoornissen is dat de mate van spierzwakte het ontwikkelen van een oefenprogramma bemoeilijkt. Voor spieren die geen controle hebben over de wil, zoals na een volledige dwarslaesie, kan lichaamsbeweging worden geassisteerd, en kan apparatuur nodig zijn, zoals het gebruik van een statief om een staande positie te behouden. Vaak hebben spieren specifieke stimulatie nodig om kleine hoeveelheden activiteit te bereiken, wat meestal wordt bereikt door gewicht te dragen (bv. een ledemaat zo positioneren en ondersteunen dat het lichaamsgewicht wordt ondersteund) of door stimulatie van de spierbuik (zoals elektrische stimulatie of vibratie).
Medische interventies kunnen medicatie omvatten zoals baclofen, diazepam, dantroleen of clonazepam. Fenolinjecties of botulinumtoxine-injecties in een spierbuik van de bovenste of onderste ledematen kunnen worden gebruikt om te proberen de signalen tussen zenuw en spier te dempen. De doeltreffendheid van medicatie varieert van persoon tot persoon, en is afhankelijk van de plaats van de laesie van het bovenste motorische neuron (in de hersenen of het ruggenmerg). Medicijnen worden vaak gebruikt voor bewegingsstoornissen, maar onderzoek heeft voor sommige medicijnen geen functioneel voordeel aangetoond. Sommige studies hebben aangetoond dat medicijnen effectief zijn in het verminderen van spasticiteit, maar dat dit niet gepaard gaat met functionele voordelen.