Chemotherapie (chemo) is een geneesmiddel tegen kanker dat in een ader wordt geïnjecteerd of via de mond wordt ingenomen. Deze medicijnen komen in de bloedbaan terecht en bereiken bijna alle delen van het lichaam, waardoor deze behandeling potentieel nuttig is voor al dan niet uitgezaaide kankersoorten.
Wanneer kan chemotherapie worden gebruikt?
Chemo maakt vaak deel uit van de behandeling van alvleesklierkanker en kan in elk stadium worden gebruikt:
- Vóór de operatie (neoadjuvante chemotherapie): Chemo kan vóór de operatie worden gegeven (soms samen met bestraling) om te proberen de tumor te verkleinen, zodat deze met een minder ingrijpende operatie kan worden verwijderd. Neoadjuvante chemo wordt vaak gebruikt om kankers te behandelen die op het moment van de diagnose te groot zijn om met een operatie te worden verwijderd (plaatselijk gevorderde kankers genoemd).
- Na de operatie (adjuvante chemotherapie): Chemo kan na de operatie worden gebruikt (soms samen met bestraling) om te proberen achtergebleven of uitgezaaide kankercellen te doden, die zelfs op beeldvormingstests niet te zien zijn. Als deze cellen zouden kunnen groeien, zouden ze op andere plaatsen in het lichaam nieuwe tumoren kunnen vormen. Dit type behandeling kan de kans verkleinen dat de kanker later terugkomt.
- Voor gevorderde alvleesklierkanker: Chemo kan worden gebruikt als de kanker vergevorderd is en niet volledig kan worden verwijderd met een operatie, of als een operatie geen optie is, of als de kanker is uitgezaaid naar andere organen.
Wanneer chemo samen met bestraling wordt gegeven, staat dit bekend als chemoradiatie. Het helpt de bestraling beter te werken, maar kan ook meer bijwerkingen hebben.
Welke chemo-medicijnen worden gebruikt voor alvleesklierkanker?
In de meeste gevallen (vooral als adjuvante of neoadjuvante behandeling) is chemo het meest effectief wanneer combinaties van medicijnen worden gebruikt. Bij mensen die gezond genoeg zijn, worden meestal 2 of meer medicijnen tegelijk gegeven. Bij mensen die niet gezond genoeg zijn voor een gecombineerde behandeling, kan een enkel geneesmiddel (meestal gemcitabine, 5-FU of capecitabine) worden gebruikt.
De meest gebruikte geneesmiddelen voor zowel adjuvante als neoadjuvante chemo zijn:
Chemotherapie voor gevorderde alvleesklierkanker
Hoe wordt chemotherapie gegeven?
Chemotherapie voor alvleesklierkanker kan in een ader (IV) of via de mond in de vorm van een pil worden gegeven. Het infuus kan worden toegediend in de spreekkamer van een arts, in een chemotherapiekliniek of in een ziekenhuis.
Vaak is voor het toedienen van chemo een iets groter en steviger infuus in het adersysteem nodig. Deze staan bekend als centrale veneuze katheters (CVC’s), centrale veneuze toegangsapparaten (CVAD’s) of centrale lijnen. Ze worden gebruikt om medicijnen, bloedproducten, voedingsstoffen of vloeistoffen rechtstreeks in uw bloed te brengen. Ze kunnen ook worden gebruikt om bloed af te nemen voor tests.
De artsen geven de chemo in cycli, waarbij elke behandelingsperiode wordt gevolgd door een rustperiode om u de tijd te geven te herstellen van de effecten van de medicijnen. De cycli duren meestal 2 of 3 weken. Het schema varieert afhankelijk van de gebruikte medicijnen. Bij sommige medicijnen wordt de chemo bijvoorbeeld alleen op de eerste dag van de cyclus gegeven. Bij andere medicijnen wordt het een paar dagen achter elkaar gegeven, of een keer per week. Aan het eind van de cyclus wordt het chemo schema herhaald om de volgende cyclus te beginnen.
Adjuvante en neoadjuvante chemo wordt vaak gegeven voor een totaal van 3 tot 6 maanden, afhankelijk van de gebruikte medicijnen. De duur van de behandeling voor gevorderde alvleesklierkanker is gebaseerd op hoe goed het werkt en welke bijwerkingen u kunt hebben.
Mogelijke bijwerkingen
Chemo-medicijnen kunnen bijwerkingen veroorzaken. Deze zijn afhankelijk van het type en de dosis medicijnen die worden gegeven en hoe lang de behandeling duurt. Veel voorkomende mogelijke bijwerkingen zijn:
- Nausea en braken
- Verlies van eetlust
- Haarverlies
- Mondzweertjes
- Diarree of constipatie
Chemo kan ook de bloedvormende cellen van het beenmerg aantasten, wat kan leiden tot:
- Verhoogde kans op infecties (door te weinig witte bloedcellen)
- Bloedingen of blauwe plekken (door te weinig bloedplaatjes)
- Vermoeidheid of kortademigheid (door te weinig rode bloedcellen)
Deze bijwerkingen gaan meestal over nadat de behandeling is afgelopen. Er zijn vaak manieren om deze bijwerkingen te verminderen. Zo kunnen medicijnen worden gegeven die misselijkheid en braken helpen voorkomen of verminderen.
Sommige chemokuren kunnen andere bijwerkingen veroorzaken. Bijvoorbeeld:
- Drugs zoals cisplatine, oxaliplatine en paclitaxel kunnen zenuwen beschadigen, wat kan leiden tot symptomen van gevoelloosheid, tintelingen of zelfs pijn in de handen en voeten (perifere neuropathie genoemd). Een dag of wat na de behandeling kan oxaliplatine zenuwpijn veroorzaken die erger wordt bij blootstelling aan koude, ook bij het inslikken van koud voedsel of koude vloeistoffen.
- Cisplatine kan de nieren beschadigen. Artsen proberen dit te voorkomen door de patiënt veel intraveneuze (IV) vloeistof te geven voor en na de toediening van het medicijn.
- Cisplatine kan het gehoor aantasten. Uw arts kan u vragen of u tijdens de behandeling last hebt van oorsuizingen of gehoorverlies.