Cherokee Nation v. Georgia – 30 U.S. 1 (1831)

Law School Case Brief

Regel:

De U.S. Const. art. III, § 8, geeft het Congres de bevoegdheid om de handel met het buitenland en tussen de verschillende staten, en met de inheemse Amerikaanse stammen te reguleren.

Facts:

De Cherokee Nation of Native Americans spande een zaak aan bij het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten om de staat Georgia en zijn ambtenaren te verbieden de wetten van de staat uit te voeren en te handhaven, of een proces te voeren, of iets te doen met het oog op de uitvoering of handhaving van die wetten, binnen het grondgebied van de Cherokee Nation, zoals dat is aangewezen in een verdrag tussen de Verenigde Staten en de Cherokee Nation. De Cherokee Natie betoogde dat het een aparte staat was, als een politieke samenleving, gescheiden van de anderen, in staat om zijn eigen zaken te beheren en zichzelf te besturen. Zij betoogde ook dat zij geen staat van de unie was, maar eerder een vreemde staat.

Issue:

Was de Cherokee Nation gerechtigd tot de gevraagde injunctive relief?

Answer:

Nee.

conclusie:

Het Hof weigerde de motie van de Cherokee Natie voor een verbod op de handhaving van de wetten van de Staat binnen het grondgebied van de Cherokee Natie. Het Hof oordeelde allereerst dat een inheemse Amerikaanse stam of natie binnen de Verenigde Staten geen “buitenlandse staat” is in de zin van de federale grondwet, en dat deze dus geen vordering kan instellen bij de rechtbanken van de Verenigde Staten. Het Hof oordeelde voorts dat indien de Cherokee Nation inderdaad rechten had, het Hof niet het tribunaal was waar deze rechten moesten worden geldend gemaakt. Evenzo, als de Cherokee Nation inderdaad was benadeeld, en als toekomstige schade werd gevreesd, was het Hof niet het tribunaal dat de schade uit het verleden kon herstellen of de schade in de toekomst kon voorkomen.

Bekijk de volledige tekst van de zaak

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *