Congressional-executive agreement, bindende overeenkomst tussen de Verenigde Staten en een vreemd land die gemakkelijker tot stand te brengen is dan een formeel verdrag, maar technisch gezien een beperktere reikwijdte heeft.
Hoewel zowel verdragen als congressional-executive agreements internationale overeenkomsten zijn, zijn de twee juridisch verschillende instrumenten. Zo kunnen congressional-executive agreements geen betrekking hebben op zaken die buiten de reikwijdte vallen van de opgesomde bevoegdheden van het Congres en de president (de bevoegdheden die uitdrukkelijk aan het Congres en de president zijn toegekend in respectievelijk artikel I, sectie 8, en artikel II, sectie 2, van de Amerikaanse grondwet), terwijl dat bij verdragen wel het geval is. Bovendien wordt een verdrag volgens de grondwet alleen geratificeerd als ten minste tweederde van de Senaat vóór stemt. Een overeenkomst tussen het Congres en de uitvoerende macht wordt daarentegen bindend met een gewone meerderheid in beide kamers van het Congres. Congres-uitvoeringsovereenkomsten moeten niet worden verward met uitvoeringsovereenkomsten, die door de president alleen worden gesloten.
Deel omdat de opgesomde bevoegdheden van het Congres en de president ruim zijn geïnterpreteerd, hadden de meeste overeenkomsten die als verdrag zijn voorgesteld ook als congres-uitvoeringsovereenkomst kunnen worden voorgesteld. Om die reden heeft de Amerikaanse regering er vaak voor gekozen om voor controversiële overeenkomsten die waarschijnlijk niet de vereiste supermeerderheid in de Senaat zullen behalen, gebruik te maken van congressional-executive agreements in plaats van treaties. Voorbeelden van omstreden voorstellen in de vorm van een overeenkomst tussen het Congres en de Uitvoerende macht zijn de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (NAFTA) van 1992 en de overeenkomst waarbij de Verenigde Staten in 1995 lid werden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).