Constantijn II, (geboren 2 juni 1940, Psikhikó, bij Athene, Griekenland), koning van Griekenland van 1964 tot 1974.
Na de Tweede Wereldoorlog in ballingschap in Zuid-Afrika te hebben doorgebracht, keerde Constantijn in 1946 terug naar Griekenland. Toen zijn vader in 1947 koning Paul I werd, werd Constantijn kroonprins; hij volgde de troon op na de dood van zijn vader op 6 maart 1964. Uit vrees voor linkse infiltratie in het leger ontsloeg hij in juli 1965 premier Georgios Papandreou en benoemde hij interim-premiers tot 21 april 1967, toen een militaire staatsgreep de verkiezingen verhinderde die hij voor mei van dat jaar had gepland. Hij probeerde een tegencoup vanuit Noord-Griekenland op 13 december 1967, maar had weinig sympathisanten en vluchtte bijna onmiddellijk met zijn gezin naar Rome. Het militaire regime behield de controle over de monarchie en benoemde een regent in Constantijns plaats, die de koning een vrije terugkeer verleende als hij dat wenste.
Op 1 juni 1973 riep het militaire regime dat Griekenland regeerde een republiek uit en schafte de Griekse monarchie af. Een referendum op 29 juli 1973 bevestigde deze acties. Na de verkiezing van een burgerregering in november 1974 werd op 8 december opnieuw een referendum gehouden over de monarchie. De monarchie werd verworpen, en Constantijn, die tegen de stemming van 1973 had geprotesteerd, aanvaardde het resultaat.