De oorsprong van couscous is onzeker. Het is misschien uitgevonden door de Berbers. Lucie Bolens, van de Universiteit van Genève, zegt dat de Berbers al in 238 tot 149 v. Chr. couscous bereidden
Couscous is wellicht door de Berbers uitgevonden. Een van de vroegste verwijzingen naar couscous komt uit een 13e-eeuws anoniem geschrift over koken, Kitāb al-taṭbīj fī l-Magrib wa-l-Andalus (Boek over koken in de Maghreb en Al-Andalus), waarin een recept voor het bereiden van couscous wordt genoemd. Couscous was in Al-Andalus en onder de Moorse bevolking in de eeuwen daarna een zeer populair gerecht, zoals blijkt uit het feit dat er in het oude Castiliaans een naam voor dit gerecht bestaat: alcuzcuz. In het Valenciaans komt het voor in de Tirant lo Blanch (1464) van Joanot Martorell, die het vermeldt als “cuscusó” (hoofdstuk 137). We vinden het ook onder de naam “alcuzcuzú” in El retrato de la lozana andaluza van Francisco Delicado, een roman gepubliceerd in Venetië in 1528: “…que en su poder deprendí hacer fideos, empanadillas, alcuzcuzú con garbanzos, arroz entero, seco, graso, albondiguillas redondas y apretadas con culantro verde…”. Het wordt indirect vermeld in Don Quichot, wanneer de verteller in hoofdstuk 9 van deel één een Moor inhuurt om enkele manuscripten over Don Quichot uit het Arabisch te vertalen in ruil voor “twee arrobas rozijnen en twee schepels tarwe”. Francisco Rico, in zijn uitgave van de roman, becommentarieert deze passage: “Met de rozijnen en het griesmeel van de tarwe werd alcuzcuz bereid, een gerecht dat door de Moren zeer werd gewaardeerd”.