De dag dat mijn moeder stierf
Een non-fictieverslag van Stephanie Dayonot
Het was een donderdag. Het is grappig dat dat het eerste is wat ik me herinner van die dag. Ik herinner het me omdat ik vijftien jaar oud was, een eerstejaars op de middelbare school, en ik ging die dag niet naar school. De dood van mijn moeder was geen verrassing. Ik was al weken van te voren gewaarschuwd dat ze naar Hospice zou gaan en dat betekende eigenlijk dat de verpleegsters haar comfortabel zouden houden tot ze er klaar voor was. Mijn school en mijn zus, die 11 jaar ouder is, gaven me toestemming om thuis bij mijn moeder te blijven wanneer ik maar wilde, zolang ze in het ziekenhuis lag. Ik nam het aanbod niet aan tot die donderdag. Ik wilde haar niet zo breekbaar zien, zo vol medicatie, zo gedesoriënteerd, dus bleef ik zo veel mogelijk weg van mijn huis toen het slecht ging. Er voelde iets anders aan die dag. Ik zal nooit weten hoe het kwam dat ik die laatste dag aan haar zijde wist door te brengen.
Ze was in de huiskamer opgesteld, waar de verpleegsters tv keken en mijn moeders ongeconcentreerde ogen terugdraaiden in haar hoofd, telkens als ze probeerde te kijken in haar gemedicineerde toestand. Morfine is een hel van een drug. We hadden de avond ervoor Brokeback Mountain op VHS gehuurd bij Blockbuster. Ik had uitgeslapen, gegeten, de film aangezet en met mijn zus en de verpleegster gekeken, terwijl de ogen van mijn moeder in en uit haar hoofd rolden. Ik hield haar hand het grootste deel van de film vast.
Zowel mijn zus als ik herinneren ons haar handen tot in detail. Misschien vanwege de vele keren dat die handen ons kalmeerden door door ons haar te strijken, onze handen vast te houden en ons te omhelzen als we verdrietig of bang waren. Mijn moeder en ik deden altijd alsof haar hand een spin was, genaamd Spider. Spider was het dichtste bij een denkbeeldige vriend die ik ooit had gehad. Ik dacht aan Spider als een aparte entiteit van mijn moeder, toen ik klein was. Spider danste, gaf me kusjes, en speelde verstoppertje. Ik zag hoe Spider dunner werd, meer botten kreeg, meer dooraderd werd en rode vlekken kreeg, naarmate de jaren verstreken. Ik herinner me de eerste keer dat mijn moeder het ziekenhuis in ging, omdat haar longen geen evenwicht meer konden vinden tussen zuurstof en kooldioxide. Mijn zus vond haar met haar gezicht in een kussen op haar schoot. Toen we haar eenmaal in het ziekenhuis hadden en ze was opgenomen, lag Spider daar, aan haar zijde. Slap. Levenloos.
De dag dat mijn moeder stierf, hield ik haar hand vast. Zo nu en dan kreeg ik een kneepje, maar het was geen heldere, troostende kneep. Het was een schokkerige, aanval-achtige kneep. Toch hield ik hem de hele film vast, niet zeker van hoeveel haar geest kon bevatten en hopend dat ze wist dat ik in de buurt was. Tegen het einde van de film, voelde ik me uitgeput. Waarschijnlijk door de langzaam opkomende depressie waarin ik terecht kwam. Ik zei tegen mijn zus dat ik een dutje ging doen. Ik kneep in mijn moeders hand, gaf haar een kus op haar wang en zei: “Mam, ik ga een dutje doen.”
Mijn moeder gaf me toen een helder kneepje in mijn hand en zei: “Wacht.” met een gespannen stem. Haar ogen hadden nog steeds moeite om zich op iets te concentreren, ze draaiden rond in hun kassen en ik kon zien dat ze vocht om bij bewustzijn te blijven. Ze vervolgde: “Ik moet je iets vertellen.”
“Oké, mam. Ik ben hier.” Ik verzekerde haar.
“Je bent net een vlinder. Vliegen en niet weten waar je heengaat.” ging ze verder, en met vermoeide en gefrustreerde stem zei ze: “Ik wou dat ik het kon uitleggen.”
Ik hield haar hand vast met de mijne en zei tegen haar: “Het is goed, mam. Ik begrijp het.”
Ik deed het niet.
“Ik hou van je.” zei ze voor de laatste keer.
Tranen welden in mijn ogen, mijn eigen stem trilde, ik zei: “Ik hou ook van jou.” tegen mijn moeder, voor de laatste keer.
Ik kuste haar perzikkleurige wang nog een keer en ik bleef even staan om haar zijdezachte handen in de mijne te voelen. Die kuste ik ook. Ik liet ze los, stopte onderaan de trap, keek even hoe ze ademde en ging toen naar boven, naar mijn kamer.
Ik keek altijd hoe ze ademde. Zelfs voordat ze in het ziekenhuis werd opgenomen. Ik sliep in hetzelfde bed als mijn moeder tot ik 13 jaar oud was en de enige reden waarom ik stopte was omdat ze de trap naar haar slaapkamer niet meer op kon komen, vanwege haar langzaam falende ademhalingssysteem. Ze moest een stoel kopen, die mechanisch kon worden uitgeklapt tot een bed, voor onze woonkamer. Ik verhuisde naar de bank en van daaruit keek ik naar haar ademhaling tot ik in slaap viel. Ik denk dat zij en ik beiden wisten dat onze tijd samen beperkt was. Als we opgroeiden, hadden we het leuk, keken we naar een Broadwaymusical of zo, en dan hield ze mijn beide handen vast, maakte verlammend oogcontact met me en zei: “Zo wil ik dat je je mij herinnert.” en dan gingen we verder, hadden een leuke tijd. Ik lette op haar ademhaling omdat ik bang was dat ze ’s nachts zou wegglijden.
Ik werd wakker uit mijn dutje en zag mijn zus aan mijn bed zitten, haar gezicht doordrenkt van tranen, en het enige wat ze zei was: “Ze is zo vredig heengegaan als je maar kunt gaan.” en ik wist het. Mijn moeder was dood. Mijn zus, die moeite had om het uit te spreken, zei dat ik niet naar beneden moest gaan. Ze wilde niet dat ik het lichaam zag. Mijn peetzuster had die dag haar pasgeboren baby meegebracht naar het huis. Zij en de baby zaten samen met mij in de hal boven, in stilte, terwijl we luisterden naar de geluiden van de ambulancemedewerkers die haar lichaam weghaalden.
Ik heb de hele tijd niet gehuild. Geen traan. Ik ging weer slapen terwijl mijn zus onze naaste vrienden en familie belde om hen op de hoogte te stellen.
Later zou mijn zus me vertellen hoe ze mijn moeders hand vasthield toen ze overleed. Mijn zus keek toe hoe de laatste adem het vermoeide lichaam van mijn moeder verliet. Mijn zus is een EMT, zelf. Ze weet veel over het menselijk lichaam en de hersenen. Ze heeft ooit geleerd dat de hersenen nog steeds actief zijn enkele momenten nadat iemand sterft. Voor de zekerheid praatte mijn zus nog een paar minuten met mijn moeder over hoe het met haar en mij zou gaan en zei ze Het sereniteitsgebed op, omdat dat ons favoriete gebed was om samen op te zeggen. Mijn zus zei dat ze voor me zou zorgen. Tot op de dag van vandaag, heeft mijn zus zich aan haar woord gehouden. Voor het geval het niet duidelijk was, mijn moeder heeft mij en mijn zus alleen opgevoed. Na deze dag zijn we een gezin van twee personen geworden.
Soms zijn de laatste woorden van mijn moeder tegen mij zinnig. Soms lijken ze op het gebrabbel van een vrouw met een ton morfine. Sindsdien hebben vlinders me altijd troost gebracht. Mensen, nadat ze van haar overlijden hoorden, zeiden me, “Ze is altijd bij je.” hoewel ik nooit enige bovennatuurlijke aanwezigheid heb gevoeld. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ze naar me keek of me beschermde. Het dichtste bij dat gevoel dat ik ooit kreeg was als ik een vlinder zag fladderen. Ik zag eens een vlinder, die in een regenbui worstelde om te vliegen, en hij landde op mijn auto bij een stoplicht. Ik dacht bij mezelf: “Dit moet een soort testament van mijn moeder zijn. Hoe kan een vlinder anders deze regenbui overleven en, uitgerekend op mijn auto landen?” en toen fladderde hij weg.
Soms vraag ik me af of ze zichzelf beschreef. We hadden allebei Hawaïaanse namen, en die van haar was Lana’au, wat betekent: Doelloos ronddwalen. Maar we leken veel op elkaar, dus misschien beschreef ze ons beiden. Om onze band te beschrijven. Onze liefde.
De laatste tien jaar, sinds haar dood, is een emotionele strijd geweest. Ik heb geleden onder diepe depressie en verdriet. Maar ondanks hoe jong ik was, en ondanks hoe weinig tijd we samen hadden, kan ik met een gerust hart zeggen dat ik een betere 15 jaar met mijn moeder heb gehad dan de meeste mensen die ik ken ooit met hun moeder hebben gehad. Er zijn mensen in deze wereld die hun ouders zullen hebben tot ze zelf oud en grijs zijn, die nooit de band zullen hebben die mijn moeder en ik deelden.
Ik denk elke dag aan haar. Ik praat met haar als ik niet kan slapen. Ik zie dingen, luister naar muziek, waarvan ik weet dat ze die mooi zou vinden. Ik koop bijna elk jaar een Moederdag kaart, gewoon om het te hebben. Ik heb overal foto’s van haar in mijn kamer, in mijn portemonnee, in mijn auto en in mijn telefoon. Ondanks dat ze er niet meer is, is ze nog steeds een deel van mijn dagelijks leven. Ze is in elke beslissing die ik ooit heb genomen. Ik leef mijn leven op een manier waarvan ik weet dat ze er trots op zou zijn, want ik zal haar nooit meer horen zeggen hoe trots ze op me is. Ik zal haar voor altijd dankbaar zijn voor de liefde die ze me gaf, de lessen die ze me leerde, en de herinneringen die we samen maakten. Ik zal voor altijd dankbaar zijn dat ik mijn verantwoordelijke oudere zus had om me verder op te voeden en dat ik niet als wees of in een liefdeloos tehuis werd achtergelaten. Als ik mensen dit verhaal vertel, maak ik er altijd een punt van om ze te vertellen hoeveel ik van mijn leven hou. Hoe geweldig het is geweest. Het is een strijd geweest, maar geen leven dat het waard is geleefd te worden is zonder grote strijd. Geen kwaliteitsvol leven is ooit geleefd zonder zo intens lief te hebben, zo hard te lachen en zo veel te leren, dat wanneer de bron van deze ervaringen verloren gaat, dit ons absoluut verplettert. Mijn verdriet en depressie worden even sterk gevoeld als mijn liefde. De kwelling is het bewijs van hoeveel liefde we deelden en dat troost me. Telkens als ik verdrietig ben dat ik haar heb verloren, word ik eraan herinnerd hoe gelukkig ik ben dat ik zo’n dierbaar iemand heb mogen verliezen.
Weetje: toen we na het overlijden van mijn moeder haar as bijbrachten in een mausoleum op dezelfde begraafplaats als waar mijn oma was begraven, ontdekten we dat mijn moeder en mijn oma allebei op dezelfde dag van het jaar waren gestorven: 27 april. Ik denk graag dat mijn grootmoeder mijn moeder in haar laatste momenten heeft gevonden en haar aan de andere kant heeft begroet. Ik geloof niet in een leven na de dood, maar ik hoop dat deze vlinder op een dag, als hij klaar is om zijn vleugels uit te slaan, verwelkomd zal worden door mijn eigen moeder en dat we dan doelloos kunnen fladderen naar waar we ook heengaan als we deze wereld verlaten.