Doel: Er is weinig bekend over de fundamentele structuur van de psychopathologie van de kernpersoonlijkheidsstoornissen in de algemene bevolking. De huidige studie gebruikte confirmatieve factoranalyse om concurrerende modellen van patronen van persoonlijkheidsstoornis diagnoses in een nationaal representatieve steekproef te evalueren.
Methode: DSM-IV en alternatieve modellen van de structuur van persoonlijkheidsstoornis psychopathologie werden geëvalueerd met behulp van gegevens van de National Epidemiologic Survey on Alcohol and Related Conditions uitgevoerd tussen 2001 en 2002 (N = 43.093). Dimensionele versus categorische representaties van de DSM-IV persoonlijkheidsstoornis structuur werden ook getest. Face-to-face interviews werden uitgevoerd in de Verenigde Staten. Deelnemers waren respondenten uit de gemeenschap van 18 jaar en ouder. Diagnoses en dimensionale scores werden gemaakt voor antisociale, vermijdende, afhankelijke, histrionische, obsessief-compulsieve, paranoïde, en schizoïde persoonlijkheidsstoornissen.
Resultaten: Meerdere goodness-of-fit indicatoren boden ondersteuning voor een op de DSM-IV gebaseerd hiërarchisch model van persoonlijkheidsstoornissen. In dit model werden de individuele persoonlijkheidsstoornissen gezien als behorend tot 1 van de 3 latente factoren of clusters (A, B, of C). In alle modellen mochten de individuele persoonlijkheidsstoornissen slechts een indicator zijn voor één enkele latente cluster, en fouten mochten niet met elkaar correleren. Op hun beurt werden deze 3 clusters beschouwd als bestaande uit een enkele hogere-orde “As II persoonlijkheidsstoornis factor”. Het DSM-IV model was grotendeels invariant over geslacht, Axis I comorbiditeit, en het zoeken naar behandeling status. Een dimensionaal gebaseerde vorm van beoordeling van de DSM-IV persoonlijkheidsstoornissen produceerde uitstekende goodness-of-fit indicatoren en lage Akaike informatie criterium waarden (die indicatief zijn voor beter passende modellen).
Conclusies: De resultaten van deze confirmatieve factoranalyse in een groot, nationaal representatief onderzoek naar geestelijke gezondheid ondersteunen de DSM-IV hiërarchische organisatie van Axis II persoonlijkheidsstoornissen. Dit model was significant superieur aan levensvatbare alternatieve modellen van Axis II persoonlijkheidspsychopathologie. Er waren ook aanwijzingen dat dit model nog meer steun zou kunnen krijgen als een op dimensies gebaseerde vorm van diagnostische beoordeling zou worden aangenomen in plaats van de dichotome vorm van beoordeling (aanwezigheid/afwezigheid) van persoonlijkheidsstoornissen die momenteel in de DSM-IV wordt gebruikt.