De geschiedenis van de Poolse taal

De geschiedenis van de Poolse taal

Het Pools, het moedertaal van illustere persoonlijkheden als Copernicus, Chopin, Roman Polanski en Marie Curie, wordt als eerste taal gesproken door meer dan 38 miljoen mensen in Polen, door meer dan een miljoen in de andere landen van Oost-Europa en door nog eens een miljoen in Noord-Amerika.

De Poolse taal wordt geschreven in het Romeinse alfabet, aangevuld met diakritische tekens (speciale tekens). De taal is fonetisch zeer rijk, met 10 klinkers en 35 medeklinkers. In de uitspraak ligt de klemtoon gewoonlijk op de voorlaatste lettergreep van een woord.

Een onderscheidend kenmerk is het behoud in het gesproken Pools van de nasale klinkers, die in de andere moderne Slavische talen niet meer worden aangetroffen. Net als in het Tsjechisch hebben de zelfstandige naamwoorden, voornaamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden zeven naamvallen (nominatief, genitief, datief, accusatief, vocatief, instrumentaal en locatief), wat betekent dat de uitgang van de woorden varieert al naar gelang hun syntactische functie in de zin.

Polen – of Polska, zoals de inwoners het noemen – is een van de welvarendste landen van het voormalige Sovjet-blok. Gesteund door de toetreding tot de EU in mei 2004, wordt nu meer dan 75% van het BBP van het land geproduceerd in de particuliere sector. De economie is goed geïntegreerd in die van de West-Europese landen en de inflatie is tot een laag peil teruggebracht. Na een aanvankelijke daling is de productie al meer dan tien jaar onafgebroken aan het stijgen en gemiddeld zijn de Polen nu veel beter af dan tien jaar geleden. Om deze reden hebben Poolse taaldiensten in de loop der jaren aan belang gewonnen.

Wortels van de Poolse taal

Pools is een Indo-Europese taal die behoort tot de West-Slavische groep. Toen de proto-Slavische stammen in de vroege Middeleeuwen hun land tussen de rivieren Odra en Dnjepr verlieten, vestigden zij zich in bijna geheel Midden-, Oost- en Zuid-Europa, tot aan Elba in het westen, de Wolga en Dvina in het oosten en het Balkanschiereiland in het zuiden.

Een van de gevolgen van deze expansie was het ontstaan van drie groepen van Slavische talen: west, zuid en oost. De West-Slavische groep omvat ook Tsjechisch en Slowaaks, en hoewel ze nauw verwant zijn, zijn deze verschillende talen niet volledig wederzijds verstaanbaar.

De evolutie van de Poolse taal

Het Pools begon te ontstaan rond de 10e eeuw, het proces grotendeels in gang gezet door de oprichting en ontwikkeling van de Poolse staat. Mieszko I, heerser van de Polanie uit Wielkopolska, verenigde een paar cultureel en taalkundig verwante stammen uit de bekkens van de Vistula en de Odra voordat hij uiteindelijk in 966 het doopsel aanvaardde. Met het christendom nam Polen ook het Latijnse alfabet over, waardoor het Pools, dat tot dan toe alleen als spreektaal bestond, kon worden opgeschreven.

De eerste manuscripten, vervaardigd door de geestelijkheid, waren alleen in het Latijn, maar af en toe moesten er etnisch Slavische namen in worden ingevoegd. Uit die periode zijn drie documenten met dergelijke toevoegingen bewaard gebleven. Het oudste daarvan is de Dagome judex, waarin Mieszko I zijn staat ondergeschikt maakte aan de paus. Het werd geschreven rond 990-992 en bevatte een beschrijving van het land van de hertog met informatie over zijn twee belangrijkste steden, Gniezno en Krakau.

De eerste geschreven teksten in het Pools waren vertalingen van Latijnse gebeden en preken, weergegeven in de volkstaal, zodat de gelovigen hun erediensten konden begrijpen. In de 13e eeuw begonnen langzaam de eerste wereldlijke teksten te verschijnen. De eerste geschriften bestonden uit slechts twee zinnen: de ene werd uitgesproken door een boer en de andere door een heerser.

De eerste poging om de regels van de Poolse taal te codificeren werd rond 1440 gedaan door Jakub Parkoszowic van Zurawica, die een Latijnse verhandeling schreef over de Poolse spelling. In diezelfde tijd begon men Pools te gebruiken in juridische documenten en rechtbankboeken. Iets eerder, rond 1400, werd het eerste wereldlijke gedicht in het Pools geschreven, gewijd aan de geneugten van het feestvieren. Het eerste Poolse woordenboek werd echter pas vier eeuwen later samengesteld. Het zesdelige werk van Samuel Bogumil Linde, gedrukt in 1200 exemplaren, werd gepubliceerd in Warschau tussen 1807 en 1814.

Het Pools kent vijf grote dialecten, gesproken in Silezië, Malopolska, Mazovië, Wielkopolska en Kasjoebië. Dit is een overblijfsel uit de tijd dat elke Slavische stam zijn eigen taal gebruikte, die zich in de loop der eeuwen langzaam ontwikkelde en veranderde. Dit proces voltrok zich grotendeels buiten de grote stedelijke centra, onder de adel en de boeren in de kleine steden. Elk dialect kent verschillende variëteiten met karakteristieke en consistente taalkundige verschijnselen. Deze variëteiten verschillen van het standaard Pools in woordenschat, zinsbouw, uitspraak en morfologie.

Een interessant verschijnsel dat na 1954 is begonnen, is het ontstaan van nieuwe, gemengde dialecten in het noorden en westen van het land, waar duizenden mensen na de oorlog naartoe verhuisden.

Pools heeft ook veel ontleningen aan andere talen, met name aan het Engels, Frans, Duits, Latijn en Russisch.

Deze invloeden zijn veroorzaakt door verschillende factoren, variërend van fascinatie voor andere culturen (ontleningen aan het Frans) tot historische processen zoals de delingen (ontleningen aan het Duits en Russisch) of de aanvaarding van het christendom (ontleningen aan het Latijn).

Voor het Frans was de periode van de grootste impact de 18e eeuw, toen het werd gesproken door vrijwel iedereen die wilde worden beschouwd als opgeleid en bereisd door de wereld – in die tijd was Frans in Europa wat Engels vandaag de dag is.

Contacteer ons

Klik hier om in contact te komen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *