Bijna een half millennium geleden maakte de wetenschap een grote sprong voorwaarts met de ontdekking van de microscoop. Voordat de microscoop bestond, werd verondersteld dat er “kleine wezentjes” bestonden, te klein om met het blote oog te kunnen zien; maar pas met de ontdekking van de microscoop kon dit worden aangetoond.
Twee mannen worden tegenwoordig gecrediteerd voor de ontdekking van micro-organismen met behulp van primitieve microscopen: Robert Hooke, die in 1665 de vruchtstructuren van schimmels beschreef, en Antoni van Leeuwenhoek, die in 1676 de bacteriën ontdekte.
Vele jaren later konden door het ontstaan en de ontwikkeling van de microbiologie twee belangrijke raadsels in de wetenschap worden opgelost: het bestaan van spontane generatie en de aard van besmettelijke ziekten.
De spontane generatie van bacteriën en andere organismen werd beschouwd als het drijvende proces van rottingsprocessen. Dit werd echter ontkracht door Louis Pasteur, wiens onderzoek naar sterilisatie duidelijk aantoonde dat dit niet het geval was.
Robert Kochs onderzoek, bekend onder de naam “Kochs postulaten”, toonde aan dat infectieziekten werden veroorzaakt door micro-organismen en wierp daarom licht op de aard van infectieziekten.
De invloed van de opkomst van de microbiologie is monumentaal, niet alleen vanwege de omvang van het begrip dat we hebben gekregen door de ontdekking ervan, maar ook in termen van de toegenomen welvaart van de mens die het gevolg is van ons begrip van deze “kleine wezens”.
Om deze laatste bewering in perspectief te plaatsen: in het jaar 1900 waren de drie belangrijkste doodsoorzaken griep/pneumonie, tuberculose en gastro-enteritis, terwijl in het jaar 2000 de belangrijkste doodsoorzaken hartziekten, kanker en beroerte waren. Dit betekent dat de etiologie van sterfgevallen opvallend verschilt en het zal interessant zijn om te zien hoe deze trends zich verder zullen ontwikkelen.