Eriksons Acht Ontwikkelingsstadia

Psycholoog Erik Erikson ontwikkelde zijn acht ontwikkelingsstadia om uit te leggen hoe mensen volwassen worden. De stadia verduidelijken de ontwikkelingsuitdagingen op verschillende momenten in het leven. Zijn theorie wordt veel onderwezen in cursussen ontwikkelingspsychologie in de Verenigde Staten.

Ontwikkelingstheorieën op basis van stadia waren populair in de tijd van Erikson. Toch is er een belangrijk verschil tussen Erikson’s theorie en andere populaire modellen uit zijn tijd. In Erikson’s theorie hoeft een persoon niet met succes een ontwikkelingsstadium te voltooien om door te gaan naar het volgende stadium.

De acht stadia van ontwikkeling

Elk stadium kent een conflict tussen twee tegengestelde concepten. Het belangrijkste conflict in het kinderstadium is bijvoorbeeld vertrouwen versus wantrouwen. Hoewel mensen van alle leeftijden problemen met vertrouwen kunnen ervaren, is de kinderschoenenfase de fase waarin de uitdaging het sterkst is.

Wat als de persoon de uitdagingen van een bepaalde fase niet overwint? De persoon zal nog steeds doorgaan naar de volgende uitdaging. Maar de thema’s van de vorige uitdaging kunnen latere stadia beïnvloeden. Bijvoorbeeld, een kind dat nooit vertrouwen krijgt in de kindertijd kan uitgroeien tot een volwassene die worstelt met vertrouwen in romantische relaties.

De acht stadia van ontwikkeling zijn:

Stadium 1: Kinderjaren: Vertrouwen versus wantrouwen

Zuigelingen zijn afhankelijk van verzorgers, meestal de ouders, voor basisbehoeften als voedsel. Zuigelingen leren anderen te vertrouwen op basis van hoe goed verzorgers in hun behoeften voorzien.

  • Vertrouwen: Als verzorgers snel reageren op de kreten van een zuigeling, kan de baby leren om op anderen te vertrouwen. Als verzorgers in de behoeften van een zuigeling voorzien, kan de baby een gevoel van vertrouwen en veiligheid ontwikkelen.
  • Wantrouwen: Als verzorgers de behoeften van een zuigeling verwaarlozen, of als de zorg sporadisch is, kan een zuigeling onzeker worden. Ze kunnen leren dat ze niet op anderen kunnen vertrouwen en zich daardoor onveilig voelen.

Stadium 2: Peutertijd: Autonomie vs. Schaamte en zelftwijfel

In deze fase beginnen jonge kinderen de wereld om zich heen te verkennen. Ze leren meer over hun omgeving en hun plaats daarin. Ze ontwikkelen ook basisvaardigheden zoals zindelijkheidstraining.

  • Autonomie: In deze fase fungeren verzorgers vaak als een veilige basis van waaruit ze de wereld kunnen verkennen. Als verzorgers onafhankelijkheid aanmoedigen, zullen kinderen zich veilig genoeg voelen om risico’s te nemen.
  • Schaamte: Kinderen van wie de verzorgers hen ontmoedigen, kunnen gevoelens van schaamte ontwikkelen. Als verzorgers overdreven afhankelijkheid aanmoedigen, kan het kind leren twijfelen aan zijn eigen capaciteiten.

Fase 3: Kleuterjaren: Initiatief vs. schuldgevoel

Preschoolers zijn steeds meer gericht op dingen zelf doen en hun eigen doelen stellen.

  • Initiatief: Als verzorgers deze neigingen koesteren, leren kinderen hoe ze beslissingen moeten nemen en plannen voor de toekomst. Ze kunnen uitgroeien tot volwassenen die in staat zijn hun ambities te volgen.
  • Schuldgevoel: Als kinderen worden bekritiseerd omdat ze assertief zijn, kunnen ze zich schuldig voelen omdat ze hun verlangens nastreven. Controlerende verzorgers kunnen kinderen leren om de leiding van een ander te volgen in plaats van hun eigen plannen te beginnen.

Stadium 4: Vroege Schooljaren: Industrie versus minderwaardigheid

Als kinderen groeien in onafhankelijkheid, worden ze zich steeds meer bewust van zichzelf als individu. Ze beginnen zichzelf te vergelijken met anderen.

  • Industrie: Kinderen die prestaties leveren in vergelijking met hun leeftijdsgenoten, kunnen zelfvertrouwen en trots ontwikkelen. Lof voor hun prestaties kan hun gevoel van eigenwaarde vergroten.
  • Minderwaardigheid: Kinderen die bepaalde mijlpalen niet bereiken, kunnen twijfelen aan hun capaciteiten of eigenwaarde. Wanneer kinderen voortdurend worden bekritiseerd, kunnen ze gevoelens van minderwaardigheid ontwikkelen.

Stadium 5: Adolescentie: Identiteit vs. Rolverwarring

De beroemde term “identiteitscrisis” komt uit deze ontwikkelingsperiode. Tijdens deze fase is het belangrijkste doel van adolescenten een antwoord te vinden op de vraag: “Wie ben ik?” Ze kunnen verschillende persona’s uitproberen om te bepalen welke rollen het beste bij hen passen.

  • Identiteit: Om in deze fase te slagen, moeten adolescenten een samenhangend gevoel van zichzelf vestigen. Zij moeten hun prioriteiten in het leven bepalen (gezin, studiesucces, enz.). Dan moeten ze doelen stellen voor hun volwassen zelf op basis van deze waarden.
  • Rolverwarring: Sommige adolescenten kunnen een zwak gevoel van zichzelf hebben. Ze kunnen moeite hebben om zich los te maken van de persoon die hun ouders of leeftijdsgenoten van hen verwachten te zijn. Zonder een consistente identiteit, kunnen ze verward raken over wat ze werkelijk willen voor de toekomst.

Stadium 6: jongvolwassenheid: intimiteit vs. isolement

Volgens Erikson is jongvolwassenheid de periode waarin veel mensen trouwen of belangrijke relaties ontwikkelen. Het is gedefinieerd als ergens tussen 20-24 jaar en 20-40 jaar.

  • Intimiteit: Relaties kunnen een belangrijke bron van genegenheid en intimiteit zijn in de volwassenheid. Velen vinden emotionele voordelen in het hebben van een toegewijde, levenslange band.
  • Isolatie: Volgens Erikson kunnen mensen die geen relaties ontwikkelen sociaal geïsoleerd raken. Zij kunnen langdurige gevoelens van eenzaamheid ontwikkelen.

Stadium 7: Midden Volwassenheid: Generativiteit vs. Stagnatie

De focus van dit stadium is om bij te dragen aan de samenleving en de volgende generatie. Volwassenen in deze fase staan vaak op het hoogtepunt van hun carrière. Veel mensen voeden kinderen op.

  • Generativiteit: Mensen kunnen begeleiding bieden aan de volgende generatie door ouderschap of mentorschap. Zij kunnen ook het voortouw nemen door een erfenis na te laten. Bijdragen aan de toekomst van de samenleving kan mensen een gevoel van gemeenschap en doel geven.
  • Stagnatie: Sommige mensen kunnen het gevoel hebben dat ze geen impact hebben op de samenleving. Als mensen hun werk niet zinvol vinden, kunnen ze zich rusteloos of geïsoleerd voelen. Sommigen kunnen het gevoel hebben dat ze hun “hoogtepunt” hebben bereikt en dat hun leven in de toekomst alleen maar slechter zal worden.

Stadium 8: Late Volwassenheid: Ego Integrity vs. Despair

Tijdens deze fase reflecteren oudere volwassenen op het leven dat ze hebben geleefd.

  • Ego Integrity: Zij die zich vervuld voelen door hun leven kunnen de dood en het ouder worden trots tegemoet zien.
  • Wanhoop: Mensen die teleurstellingen of spijt hebben, kunnen in wanhoop vervallen.

Limitaties van Erikson’s Acht Stadia

Erikson’s acht stadia van ontwikkeling is een populaire theorie. Toch heeft het ook een behoorlijke hoeveelheid kritiek gekregen vanuit de psychologische gemeenschap.

Erikson wordt vaak bekritiseerd omdat hij een beperkte kijk op de menselijke ontwikkeling zou ondersteunen. Critici beweren dat Erikson zich te veel concentreerde op de kindertijd en de ontwikkeling in de volwassenheid verwaarloosde. Hij gaf toe dat de identiteit van een persoon kan veranderen in de volwassenheid na de adolescente fase. Maar hij gaf geen enkele speculatie over hoe of waarom zo’n verandering zou gebeuren.

Andere critici zijn het niet eens met zijn opvattingen over sekse. Erikson was het met Freud eens dat persoonlijkheidsverschillen tussen de seksen hun oorsprong vinden in de biologie. Hij beweerde dat de menselijke ontwikkeling ook verschilt per sekse. Feministische theoretici bekritiseren Erikson voor het gebruik van de mannelijke ervaring als de standaard template voor de menselijke ontwikkeling.

Ten slotte zeggen sommige critici dat Erikson zich teveel richt op speculatie in plaats van op gegevens. Erikson baseerde veel van zijn theorie op biografische case studies. Het zien van de stadia in een casestudy kan mensen helpen de concepten te begrijpen die aan het werk zijn. Maar de details van Mahatma Gandhi’s ontwikkeling zijn moeilijk toe te passen op een brede schaal.

  1. Kritiek en controverses van Erikson. (n.d.) Retrieved from http://web.cortland.edu/andersmd/ERIK/crit.HTML
  2. Erikson, E. H. (1969). Gandhi’s waarheid: Over de oorsprong van militante geweldloosheid. New York, NY: Norton
  3. Erikson’s 8 stadia van psychosociale ontwikkeling. (n.d.) Lumen Learning. Opgehaald van https://courses.lumenlearning.com/teachereducationx92x1/chapter/eriksons-stages-of-psychosocial-development
  4. Harwood, R., Miller, S. A., & Vasta, R. (2008). Kinderpsychologie: Ontwikkeling in een veranderende samenleving. Hoboken, NJ: John Wiley & Zonen
  5. Sorell, G.T. & Montgomery M. J. (2001). Feministische perspectieven op de theorie van Erikson: Hun relevantie voor hedendaags onderzoek naar identiteitsontwikkeling. Identiteit 1(2), 97-128. Opgehaald van https://www.researchgate.net/publication/247502689_Feminist_Perspectives_on_Erikson_’s_Theory_Their_Relevance_for_Contemporary_Identity_Development_Research

Laatst bijgewerkt:05-23-2018

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *