Eurocentrisme en de constructie van het ‘niet-westen’

In de afgelopen decennia is het Eurocentrisme op het gebied van de Internationale Betrekkingen steeds duidelijker zichtbaar geworden (Bilgin 2016, Çapan 2016, Grovogui 2006, Sabaratnam 2013). Bij het aanpakken van de kwestie van het eurocentrisme wordt het koloniale verschil nog steeds gereproduceerd via de manieren waarop de categorie van het niet-westen wordt gearticuleerd. De manier waarop de categorie ‘niet-westers’ functioneert en ‘de classificatie zelf en de matrix waarbinnen de classificatie werkt’ (Hacking, 1999: 11) vormt en transformeert de ‘niet-westerse’ subjectpositie die het eurocentrisme reproduceert. De manier waarop de herarticuleringen van het ‘niet-westen’ het eurocentrisme reproduceren, zal in drie fasen worden besproken. Ten eerste worden het Eurocentrisme als kennissysteem en de spatio-temporele hiërarchieën waarmee het wordt gearticuleerd, besproken. Ten tweede wordt uiteengezet hoe deze ruimtelijk-temporele hiërarchieën worden geherarticuleerd via de constructies en classificaties van het ‘niet-westen’, en ten derde worden wegen aangegeven voor verdere ondervraging als een manier om deze ruimtelijk-temporele hiërarchieën ter discussie te stellen.

Eurocentrisme als kennissysteem

Eurocentrisme is geen geografische kwestie, maar een epistemische. Als zodanig is het onvoldoende om alleen de geschiedenis van kolonialisme en ‘niet-westerse’ staten in de IR in te brengen, hoewel een waardige inspanning (Amin 1989, Araújo en Maeso 2015). Het inbrengen van ‘niet-westerse’ perspectieven in de IR pakt het geografische probleem aan van de focus op Europese zaken (wat het etnocentrisme van de IR oplost), maar laat het epistemische probleem (het eurocentrisme van de IR) onaangeroerd. Eurocentrisme betekent niet alleen dat de geschiedenis van de IR wordt geschreven aan de hand van voorbeelden uit de Europese geschiedenis, maar ook dat Europa expliciet en impliciet wordt aangewezen als de oorsprong en de initiator van alle ontwikkelingen, die als centraal worden beschouwd voor de ontwikkeling van de internationale betrekkingen. In dit opzicht maakt het aanpakken van Eurocentrisme in IR het noodzakelijk om het epistemische primaat van Europa ter discussie te stellen (Bilgin 2016a, 2016b, Bhambra 2007; Go 2016). Als zodanig betekent het benaderen van Eurocentrisme als een kennissysteem dat moet worden geanalyseerd hoe Europa wordt ingeschreven als de initiator van alle ontwikkelingen (democratie, soevereiniteit, mensenrechten) en hoe dat narratief de temporele en ruimtelijke hiërarchieën structureert waardoor we de ontwikkeling van het internationale begrijpen.

De manier waarop het eurocentrisme als kennissysteem opnieuw wordt gearticuleerd is via de spatio-temporele binaries die ‘Europa’ situeren als een ruimte los van het ‘niet-westen’ en als temporele voorloper binnen het verhaal van de progressieve vertelling van de internationale. Temporeel betekent dit dat Europa wordt gesitueerd als een ruimte die altijd voorop ligt en ruimtelijk als een afzonderlijke ruimte. Binnen deze temporele en ruimtelijke dualiteit worden hiërarchieën toegekend aan het Westen (rationeel, modern, ontwikkeld) en het niet-Westen (spiritueel, traditioneel, onderontwikkeld). De logica van het progressieve geschiedverhaal reproduceert deze ruimtelijk-temporele hiërarchieën door “Europa” af te zonderen en de ontwikkelingen (democratie, soevereiniteit, mensenrechten) te analyseren alsof zij zich binnen die ruimte geïsoleerd en zonder enig verband met andere ruimten hebben voorgedaan. De tweede stap wordt dan het toekennen van een andere temporaliteit aan de ruimte “Europa”, waarin de ontwikkelingen (democratie, soevereiniteit, mensenrechten) zich niet alleen daar geïsoleerd hebben voorgedaan, maar ook eerst daar en vóór alle andere ruimten. Binnen dit narratief is het verhaal van het “niet-westen” dus waar het Westen is geweest en mettertijd zullen zij van de ene kant van de binaire lijn (bijvoorbeeld traditioneel zijn) overgaan in de andere (modern worden). De constructies van de categorie ‘niet-westen’, die erop gericht zijn de universaliserende impuls van deze ruimtelijk-temporele tweedeling te doorbreken, leiden er uiteindelijk ook toe dat deze tweedeling opnieuw wordt gearticuleerd.

Herproduceren van ruimtelijk-temporele hiërarchieën

De constructie van het ‘niet-westen’ als het gaat om kwesties van eurocentrisme, blijft deze temporele en ruimtelijke hiërarchieën op twee manieren reproduceren. Ten eerste worden aan het ‘niet-westen’ nog steeds de kenmerken aan de andere kant van de binaire tegenstelling toegekend, namelijk dat het traditioneel, spiritueel en mystiek is. Aldus worden de karakterisering en de binaries die het koloniale verschil construeerden gereproduceerd. Ten tweede blijft de veronderstelling dat het ‘niet-westen’ onkenbaar is, het ‘niet-westen’ buiten de ‘geschiedenis’ en het verhaal van de internationale context plaatsen, waarbij de ontwikkelingen die ons begrip van de internationale context vormen (soevereiniteit, mensenrechten, enzovoort) nog steeds gesitueerd worden als afkomstig uit Europa.

De constructies van de categorieën niet-westers en de manier waarop deze opnieuw worden gearticuleerd, blijven niet alleen het koloniale verschil reproduceren, maar maken het verschil ook essentieel zonder te bespreken hoe dat verschil zelf werd geconstrueerd door de koloniale ontmoeting. Uma Narayan bespreekt bijvoorbeeld de categorieën ‘westerse’ en ‘niet-westerse’ feministen en stelt dat de categorieën ‘westerse vrouwen’ tegenover ‘derdewereldvrouwen’ of moslimvrouwen of Indiase vrouwen een ander essentialisme in stand houden. Dit leidt er op zijn beurt toe dat kritiek op beleid dat uitgaat van ‘culturele kenmerken’ als verraad wordt gezien, zonder dat rekening wordt gehouden met de verschillende manieren waarop de definitie van dat ‘culturele’ kenmerk als traditie is geconstrueerd (Narayan 1998). Bovendien blijven deze benamingen het Westen neerzetten als de initiator van alle ontwikkelingen die als goed en progressief worden bestempeld.

De reproductie en essentialisering van het koloniale verschil en de aanduiding van de ‘ander’ als onkenbaar heeft nog twee vertakkingen die de ruimtelijk-temporele hiërarchieën reproduceren die het Eurocentrisme als kennissysteem in stand houden. De eerste is dat het feit dat het ‘niet-westen’ in het verhaal van de internationale gemeenschap wordt opgenomen, bijdraagt tot de reproductie van een opvatting van de internationale gemeenschap als een geheel van afzonderlijke en begrensde entiteiten. Dit betekent dat het zwaartepunt van de analyse komt te liggen bij de ‘niet-westerse’ natiestaat, waardoor de verschillende dynamieken die binnen het ‘niet-westen’ werkzaam zijn en de hegemoniale discoursen via welke die nationale identiteit wordt gereproduceerd, tot zwijgen worden gebracht (Biswas 2001). Ten tweede resulteert dit niet alleen in de reproductie van het lineair progressieve verhaal van het Europese verhaal, maar ook in de periodiseringen waardoor dat lineaire verhaal begrijpelijk wordt gemaakt, zoals het onderscheid tussen Middeleeuws en Modern (Halperin 2006, Davis 2008).

Zoek naar verbanden en constructies van verschil

Deze problemen met de voortdurende rearticulaties van het niet-westen via de hiërarchieën in ruimte en tijd wijzen op twee vragen die verder moeten worden uitgediept. Ten eerste het zoeken naar verbanden en ten tweede de ondervraging met betrekking tot de constructie van het ‘verschil’. Het eerste punt onderstreept het belang van het schrijven van geschiedenissen voorbij de spatio-temporele hiërarchieën die ‘Europa’ beschouwen als een geïsoleerde ruimte en in een andere tijd dan iedereen en overal elders. Dit vereist aandacht voor het niet isoleren van Europa als een aparte ruimte en het situeren ervan binnen de internationale waarin het optrad en het bespreken van de verschillende interacties, verstrengelingen en interconnecties tussen de verschillende ruimtes. Dit zou dan betekenen dat Europa en andere ruimten worden geanalyseerd als samenvallend. De werken die zich richten op onderlinge verbindingen en verstrengelingen hebben dus tot doel de ruimtelijk-temporele hiërarchieën op basis waarvan de geschiedenissen van de internationale gemeenschap zijn geschreven, te ondervragen en te overstijgen (voor werken die deze binaire constructies ter discussie stellen en zich eerder richten op de verschillende verbindingen en verstrengelingen, zie Barkawi 2017, Bilgin 2016c, Çapan 2017, Go and Lawson 2017, Grovogui 2006).De tweede weg zou zijn om de categorie van het ‘niet-westen’ en het ‘verschil’ verder te ondervragen en hoe deze historisch en discursief geconstrueerd is (Barlow 1997). Dit zou dan de contingenties in deze constructies en de politieke keuzes die zijn gemaakt zichtbaar maken, waardoor men zou kunnen begrijpen hoe het ‘verschil’ voorbij de binaire tegenstelling verzet/coöperatie kan worden onderhandeld.

Tot besluit: wat de reproductie van het eurocentrisme als kennissysteem mogelijk maakt, is de herarticulatie van de ruimtelijk-temporele hiërarchieën die Europa als een geïsoleerde ruimte beschouwen en het in de tijd situeren als vooruitlopend op iedereen en overal elders. Deze reproducties worden mogelijk gemaakt door de manier waarop de categorieën van het niet-westen opnieuw worden gearticuleerd. Als zodanig vereist het doorbreken van die spatio-temporele grenzen niet alleen het herschrijven van geschiedenissen door de verschillende manieren te onderstrepen waarop gebeurtenissen die geacht werden in Europa te zijn ontstaan, plaatsvonden in samenhang met andere ruimten, maar ook het ondervragen van de formaties en transformaties van het westerse en niet-westerse subject en de historische en discursieve constructie(s) van het ‘verschil’.

Amin, Samir (1989) Eurocentrisme. New York: New York University Press.

Araújo, Marta en Maeso, Silvia R. (2015) (eds) Eurocentrisme, Racisme en Kennis: Debatten over geschiedenis en macht in Europa en Noord- en Zuid-Amerika. Basingstoke: Palgrave Macmillan.

Barkawi, Tarak (2017) Soldiers of empire: Indian and British armies in World War II. Cambridge: Cambridge University Press.

Barlow, Tani (1997) (ed) Formations of Colonial Modernity in East Asia. Durham, N.C: Duke University Press.

Bhambra, Gurminder (2007) Rethinking Modernity: Postkolonialisme en de sociologische verbeelding. Basingstoke: Palgrave Macmillan.

Bilgin, Pinar (2016a) The International in Security, Security in the International. Londen: Routledge.

Bilgin, Pinar (2016b) ‘How to Remedy Eurocentrism in IR? A Complement and a Challenge for The Global Transformation’, Internationale Theorie 8(3): 492-501.

Bilgin, Pinar (2016c) ‘Edward Said’s ‘Contrapuntal Reading’ as a Method, an Ethos and a Metaphor for Global IR’, International Studies Review 18(1): 134-46.

Biswas, Shampa (2001) ‘ “Nucleaire Apartheid” als politieke positie: Ras als postkoloniale hulpbron?’,

Çapan, Zeynep Gülşah (2016) Re-writing International Relations: Geschiedenis en theorie voorbij het eurocentrisme in Turkije. Londen: Rowman & Littlefield.

Çapan, Zeynep Gülşah (2017) Writing International Relations from the invisible side of the abyssal line.” Review of International Studies 43 (4) : 602-611.

Davis, Kathleen (2008) Periodization and Sovereignty : How Ideas of Feudalism and Secularization Govern the Politics of Time. De Middeleeuwen Serie. Philadelphia: University of Pennsylvania Press.

Go, Julian (2016) Postcolonial Thought and Social Theory. Oxford: Oxford University Press.

Go, Julian, and George Lawson (2017) (eds) Global historical sociology. Cambridge: Cambridge University Press.

Grovogui, Siba (2006) Voorbij eurocentrisme en anarchie: Herinneringen aan internationale orde en instituties. New York: Palgrave Macmillan.

Hacking, Ian (1999) The social construction of what? Cambridge, MA: Harvard University press.

Halperin, Sandra (2006) “International Relations Theory and the Hegemony of Western Conceptions of Modernity.” In Decolonizing International Relations, ed. Branwen Grufydd Jones. Lanham: Rowman & Littlefield.

Hobson, John (2012) The Eurocentric Conception of World Politics: Westerse Internationale Theorie, 1760-2010. Cambridge: Cambridge University Press.

Narayan, Uma (1998) ‘Essence of Culture and a Sense of History: A Feminist Critique of Cultural Essentialism’, Hypatia 13(2): 86-106.

Sabaratnam, Meera (2013) ‘Avatars of Eurocentrism in the Critique of the Liberal Peace’, Security Dialogue 44(3): 259-278.

Varadharajan, Asha (1995) Exotic Parodies: Subjectiviteit in Adorno, Said en Spivak. University of Minnesota Press.

Volgende lectuur over e-internationale betrekkingen

  • Onderhandelingen tussen de EU en Marokko over migratie en de decentrerende agenda in EU-studies
  • Reproducing the European Gaze Through Reflexivity: The Limits of Calling Out Failures
  • Disrupting the ‘Conditional Selfhood’ of Threat Construction
  • Another Revolt Against the West?
  • The West Needs a Strategic Pause before working with Russia
  • Rapid Fire: Is the Ukraine Crisis the West’s Fault? Deel 1

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *