Shakespeare gebruikte de term ‘groenogig monster’ het beroemdst in Othello. In akte 3, scène 3 van het stuk probeert Iago Othello te manipuleren door te suggereren dat zijn vrouw Desdemona een affaire heeft. Iago plant de kiem van jaloezie in Othello’s geest door te zeggen:
“Pas op, mijn heer, voor jaloezie; het is het monster met de groene ogen dat spot met het vlees dat het eet.”
Shakespeare had dit idee al eerder gebruikt in De koopman van Venetië, waar Portia het heeft over “jaloezie met groene ogen” (akte 3, scène 2).
In Renaissance-Engeland werden de meeste emoties gekoppeld aan kleuren. Groen werd gekoppeld aan afgunst en jaloezie. Portia verwijst rechtstreeks naar ‘jaloezie met groene ogen’ en vervolgens, in het latere toneelstuk Othello, maakt Shakespeare er een nog beeldender idee van door er een monster van te maken, waarmee hij suggereert dat het machtig en gevaarlijk is. Hij voegt de waarschuwing ‘pas op’ toe om het nog dreigender te maken.
En dus, hoewel het idee dat jaloezie groen is een alledaagse zaak was voor het publiek, heeft Shakespeare, zoals gewoonlijk, een doodgewone zaak genomen en er de onsterfelijke idiomatische, zeer visuele, zin van gemaakt – ‘monster met groene ogen.’
Dezer dagen verwijzen we nog steeds naar emoties in termen van kleur. We koppelen afgunst bijna altijd aan groen. We zeggen eerder ‘Ik ben groen van jaloezie’, dan gewoon ‘Ik ben jaloers’. En als we zeggen: ‘Ik ben groen,’ begrijpt iedereen het.
Het koppelen van andere kleuren aan emoties is ook nog steeds heel gewoon bij ons. Als we neerslachtig zijn, zeggen we dat we ons blauw voelen – en talloze liedjes gebruiken dat idee, met titels als ‘It’s been a blue day,’ ‘I’ve got the blues,’ ‘Rhapsody in blue,’ enzovoort. Een lafaard noemen we geel, en het Amerikaanse leger kent aan gewonde militairen het Purple Heart toe, als erkenning voor hun moed, waarbij paars wordt geassocieerd met moed. Een van de meest voorkomende kleurcombinaties is rood en woede.
In Othello is de regel “pas op voor het monster met de groene ogen” heel belangrijk in de tekst. Het is ironisch, omdat het onder valse voorwendselen wordt gedaan. Wij, het publiek, weten wat Iago aan het doen is, maar Othello niet, dus het verhoogt de dramatische ironie die in het stuk aan het werk is. Het is ongemakkelijk voor het publiek, omdat het in de positie wordt gebracht dat het meespeelt in Iago’s manipulatie. We kijken ook met ontzetting toe hoe de andere personages verward en verlamd raken door de vele leugens die de ‘eerlijke’ Iago hen vertelt, terwijl wij de ware situatie kennen.
‘Green-eyed monster’ is weer een van de ontelbare zinnen die Shakespeare heeft bedacht en die onze taal rijker maken.
Het groenogige monster kijkt naar u!