Witstaarthert
Roodbruin tot blauwgrijs of bruingeel gekleurd; De onderzijde van de staart is wit en vormt een “vlag” wanneer hij van de stuit wordt opgetild. Het gewei van het mannetje bestaat hoofdzakelijk uit een hoofdbalk met daaruit groeiende tanden. Het gewei wordt maximaal 5-7 jaar oud.
Habitat en gewoonten
Bereik beperkt tot 1 tot 3 km, afhankelijk van geslacht, leeftijd en habitat. Herbivoor. Levensduur tot 10 jaar. Het mannetje is polygaam, de meeste witstaarten in Noord-Amerika zijn bronstig in november. Een tot twee gevlekte kalveren is typisch.
Hoe onderscheid je volwassen witstaartherten van reekalfjes*
Reekalfjes
- Korte, vierkante lichamen (lijken van een afstand op een aktetas)
- Korte nek en minder spierontwikkeling
- Zelden een slingerende rug of uitgezakte buik
- Oren lijken groot in vergelijking met de kop
Volwassen dieren
- Ligger, rechthoekig-gevormde lichamen (lijken op een koffer van een afstand)
- Lange nek
Hoe reekalfjes te herkennen*
- Aanwezigheid van een ontwikkelend gewei
- Hoofd lijkt meer plat en minder rond tussen de oren
How to Identify Doe Fawns*
- Geen ontwikkelend gewei
- Hoofd lijkt licht afgerond tussen de oren
* Met dank aan de Quality Deer Management Association
Mule Deer
Roodachtige kleur in de zomer en blauwgrijs in de winter. Crèmekleurige stuit en zwart getipte crèmekleurige staart. De oren zijn groter dan die van het witstaarthert.
Habitat en gewoonten
Leeft in bossen, woestijnstruiken, struikgewas, boomstruwelen, graslanden, vlakten, uitlopers en rivierbeddingen. Herbivoor. Leeft tot 16 jaar. Mannetje is polygaam; bronst loopt van okt.-dec. Een tot twee gevlekte kalveren is typisch.
Antlers vs. Hoorns
Leden van de hertenfamilie (waartoe kariboes, herten, elanden en elanden behoren) hebben een gewei. Een gewei bestaat uit massief bot en wordt jaarlijks afgeworpen. Het is een van de snelst groeiende natuurlijke materialen ter wereld. Een gewei groeit vanaf de punt, terwijl hoorns vanaf de basis groeien. Behalve kariboes hebben alleen mannelijke herten een gewei.
Hoorns worden gevonden bij bizons, schapen, geiten en pronghorns. In tegenstelling tot een gewei, zijn echte hoorns hol en groeien voortdurend. Als ze breken, groeien ze niet terug. Ze bestaan uit een keratine omhulsel rond een kern van bot. Vrouwelijke schapen hebben halve maanhoorns, terwijl rammen langere en zwaardere hoorns hebben die rond de zijkanten van hun kop buigen. Vrouwelijke berggeiten hebben hoorns die langer, rechter en dunner zijn dan die van mannelijke geiten. De hoornschede van een pronghorn heeft kenmerken van zowel een gewei als van beenderen, omdat hij gemaakt is van keratine, dat de benige kern omgeeft, maar toch jaarlijks wordt afgeworpen.