Het engste wat me ooit is overkomen

Dit overkwam me op een nacht tijdens mijn eerste studiejaar.

Op dat moment woonde ik met vijf vrienden in een krakkemikkig oud houten huis van twee verdiepingen. Het was gebouwd in 1906 en stond op een steenworp afstand van de campus van de Universiteit van Florida.

Mijn kamer was boven. Ik sliep op het bovenste bed en mijn kamergenoot Andrew sliep beneden.

Toen ik een indringer voelde, kon ik niet geloven dat het echt gebeurde. Ons huis was niet het soort plek dat een goed doelwit was voor een overval. Het was weliswaar een makkelijk doelwit, maar het vervallen uiterlijk maakte duidelijk dat we niet veel van waarde hadden.

Was dit iemand die ons kende, hier om ons kwaad te doen? Iemand die ons niet kende, hier om ons kwaad te doen? Werden we ontvoerd?

Al deze gedachten raasden door mijn hoofd. Wat niet door mijn hoofd ging, was hoe ik wist dat er een indringer aanwezig was.

Ik sliep op mijn zij, met mijn hoofd tegen de muur, dus toen ik mijn ogen opende, zag ik niemand. Ik hoorde geen geluiden die erop wezen dat er iemand rondliep, ook al spanden mijn oren zich in om bruikbare informatie op te pikken.

Zelfs als er iemand rondliep, waarom ging ik er dan vanuit dat het een indringer was? Misschien slaapwandelde Andrew, of was hij naar het toilet en had hij moeite om in het donker de weg terug te vinden. Misschien was een van onze andere huisgenoten wel een domme grap aan het uithalen.

Toen ik besefte dat ik me niet kon bewegen, kreeg ik een absurde gedachte:

O nee, dit is het slechtste moment om verlamd te raken!

Toen kwam er een enger idee in me op:

Misschien heeft de indringer me verlamd!

Misschien stond ik op het punt om achterin een ongemarkeerd busje te belanden en zou ik nooit meer iets van me laten horen. Of wakker worden in een ijsbad met een litteken en een briefje dat me dringend verzocht 112 te bellen.

Ik probeerde naar Andrew te schreeuwen, maar er kwamen geen woorden uit.

Toen de paniek een hoogtepunt bereikte, deed ik het enige dat me nog ter beschikking stond: Ik bad.

Het ondernemen van actie, hoe klein ook, leek te helpen. Langzaam begon mijn angst te verdwijnen. Uiteindelijk kon ik me weer bewegen.

Toen ik om me heen keek, werd het duidelijk dat er geen indringer in huis was. Ik was veilig. Maar ik had absoluut geen verklaring voor wat er met me gebeurde, alleen maar vragen.

Was het paranormaal?

Was het demonisch?

Is er iets mis met me?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *