Dit hoofdstuk geeft een bespreking van recente ontwikkelingen, in de context van polyploïdie in planten. Polyploïdie speelt een zeer belangrijke rol in de evolutie van planten. Belangrijke recente vorderingen in de genomische analyse hebben het mogelijk gemaakt een aantal van deze kwesties in een nieuw licht te bezien. Plantenpolyploïdie vertegenwoordigt het genetisch werk van Hugo de Vries op Oenothera lamarckiana mut. Gigas (Onagraceae), waarvan werd ontdekt dat het een tetraploïde was, en van Kuwada’s hypothese over een oude chromosoomduplicatie bij maïs (Zea mays). Twee algemene soorten polyploïden zijn reeds lang bekend: polyploïden die het gevolg zijn van de vermenigvuldiging van één chromosomenpakket en polyploïden die het gevolg zijn van de fusie van structureel verschillende chromosomenpakketten. Plantenpolyploïdie is ook voor de mens van groot belang, aangezien veel van ’s werelds voornaamste landbouwgewassen een polyploïde oorsprong hebben. Recente genoomstudies suggereren dat zelfs soorten waarvan vroeger werd aangenomen dat zij diploïd waren (het kleine Arabidopsis thaliana) een of meer oude ronden van genoomduplicatie hebben doorgemaakt, zoals gewervelde dieren, gist en andere eukaryotische lineages. In die zin lijkt het ophelderen van de oorzaken en gevolgen van polyploïdie fundamenteel voor de studie van eukaryote levensvormen. Wat de toekomstige richtingen van het polyploïdie-onderzoek bij planten ook zullen zijn, het is duidelijk dat een verbeterde waardering van de diversiteit van genetische en hogere gevolgen van polyploïdie het begrip van de processen die polyploïde lijnen in de natuur genereren, in stand houden en veranderen – en bij uitbreiding de evolutie van de wereldflora als geheel beïnvloeden – sterk zal bevorderen.