De term ijkpunt, of bench mark, vindt zijn oorsprong in de gebeitelde horizontale merktekens die landmeters maakten in stenen structuren, waarin een hoekijzer kon worden geplaatst om een “bankje” te vormen voor een waterpas, en er zo voor te zorgen dat een waterpas in de toekomst nauwkeurig op dezelfde plaats kon worden teruggeplaatst. Deze merktekens werden gewoonlijk aangegeven met een gebeitelde pijl onder de horizontale lijn.
De term wordt in het algemeen toegepast op elk voorwerp dat wordt gebruikt om een punt als hoogteverwijzing te markeren. Vaak worden bronzen of aluminium schijven in steen of beton geplaatst, of op stangen die diep in de aarde worden gedreven om een stabiel hoogtepunt te verkrijgen. Als een hoogte op een kaart is aangegeven, maar er geen fysieke markering op de grond is, is er sprake van een spothoogte.
De hoogte van een ijkpunt wordt berekend ten opzichte van de hoogten van nabijgelegen ijkpunten in een netwerk dat zich uitstrekt vanuit een fundamenteel ijkpunt. Een basismeetpunt is een punt met een nauwkeurig bekende relatie tot het verticale nulpunt van het gebied, meestal het gemiddelde zeeniveau. De positie en hoogte van elk ijkpunt worden op grootschalige kaarten aangegeven.
De termen “hoogte” en “elevatie” worden vaak door elkaar gebruikt, maar in veel rechtsgebieden hebben zij een specifieke betekenis; “hoogte” verwijst gewoonlijk naar een plaatselijk of relatief verschil in de hoogte (zoals de hoogte van een gebouw), terwijl “elevatie” verwijst naar het verschil ten opzichte van een bepaald referentieoppervlak (zoals het zeeniveau, of een wiskundig/geodetisch model dat het zeeniveau benadert en bekend staat als de geoïde). Hoogte kan worden gespecificeerd als normale hoogte (boven een referentie-ellipsoïde), orthometrische hoogte, of dynamische hoogte, die enigszins verschillende definities hebben.