Drie centimeter van de overwinning
De eerste van Jackie Joyners vier olympische optredens vond plaats in 1984, toen ze zowel aan de zeven onderdelen van de zevenkamp als aan het verspringen deelnam. Ironisch genoeg kwam Joyner’s ondergang in de zevenkamp in haar beste onderdeel, het verspringen, toen ze haar eerste twee pogingen verprutste en op veilig moest spelen met een middelmatige laatste sprong. Uiteindelijk behaalde ze een zilveren medaille en miste ze het goud met slechts vijf punten. Als ze maar drie centimeter verder had gesprongen of de 800 meter maar een derde van een seconde sneller had afgelegd, zou ze gewonnen hebben. In de formele verspringwedstrijd werd ze vijfde.
De fantasie-tegenstander
Tegen de tijd van de Olympische Spelen van 1988 was Joyner-Kersee (ze was getrouwd met haar coach, Bob Kersee) zoveel beter in de zevenkamp dan alle anderen dat haar man een fantasie-tegenstander moest verzinnen: Wilhelmina Wereldrecord. Op de Olympische Spelen in Seoel won Joyner-Kersee het goud door Wilhelmina met 76 punten te verslaan. Vijf dagen later behaalde ze een tweede gouden medaille bij het verspringen met een sprong van 7,40 m in de vijfde ronde.
Een sprong recht naar het podium
Joyner-Kersee won de zevenkamp gemakkelijk opnieuw op de Spelen van 1992 in Barcelona. Bij het verspringen behaalde ze een bronzen medaille. Op 34-jarige leeftijd nam Joyner-Kersee nog een laatste keer deel aan de Olympische Spelen, op de Olympische Spelen van 1996. Ze deed alleen mee aan het verspringen en stond na vijf ronden op de zevende plaats. Met haar laatste sprong, van 7 meter, sprong ze naar de derde plaats en bracht haar medailletotaal op 3 gouden, 1 zilveren en 2 bronzen medailles.