Kennedy terminaal ulcus

#383
  • Jackie Bateman DNP, RN,CHPN

Download PDF

Wat is een Kennedy terminaal ulcus (KTU)? De KTU werd voor het eerst genoemd in 1989 om een huidwond te beschrijven die ontstaat ondanks de beste preventieve maatregelen en het gevolg is van de stervende functionele status en onderliggend huidfalen (1).

  • Timing: KTU’s kunnen zich binnen enkele uren ontwikkelen en verschijnen, in vergelijking met gebruikelijke decubitus die zich in ongeveer 5 dagen ontwikkelt (2). De schijnbaar plotselinge verschijning heeft ertoe geleid dat ze worden aangeduid als het “3:30-syndroom”: in de vroege ochtend zien artsen een intacte gezonde huid, uren later verschijnen er een paar kleine zwartachtige vlekken die kunnen lijken op “vlekken vuil”, dan tegen het midden van de middag ontstaan er platte, zwarte blaren die in omvang kunnen blijven toenemen (1,4).
  • Locatie: Voornamelijk het sacrale gebied, maar KTU’s worden ook gezien in andere benige prominenties, zoals de ellebogen, schouders en hielen (5,6).
  • Beschrijving: De wond is meestal onregelmatig gevormd, peervormig of vlindervormig; > 2 inch in diameter; en kan rode, gele, zwarte, en/of paarse verkleuring bevatten (3).

Wie loopt risico? Hoewel de etiologie van de KTU niet volledig is vastgesteld, komen ze voornamelijk voor bij volwassen of pediatrische patiënten in de laatste 2 weken van hun leven (2,3,6). Vandaar dat iedereen die actief aan het sterven is, geacht wordt risico te lopen op het ontwikkelen van huidfalen en KTU’s (2,3).Huidfalen is een term, niet goed gedefinieerd, die in de gepubliceerde literatuur wordt gebruikt om het algehele afbraakproces van de huid te conceptualiseren als een orgaansysteem dat wordt geassocieerd met de eindstadia van een chronische, progressieve ziekte en/of multi-orgaanfalen, zelfs wanneer uitstekende huidverzorging wordt geboden (5). In plaats van dat de wond ontstaat door vermijdbare druk op een geïsoleerd deel van het lichaam, worden KTU’s geacht te ontstaan door het falen van de huid als orgaansysteem (5). Zowel huidfalen als KTU’s worden vaak niet gediagnosticeerd of kunnen verkeerd gediagnosticeerd worden als een gewoon decubitus. De meest onderscheidende factoren van een KTU is de snelheid van de wondontwikkeling, meestal optredend in een dag of minder, in de setting van een terminale ziekte (3,6).

Hoe kan een zorgprofessional een KTU voorkomen? Het meeste van het huidige onderzoek en de gepubliceerde aanbevelingen over de preventie van KTU’s zijn beperkt tot de mening van deskundigen en casusrapporten (7,8). Verder onderzoek is nodig naar de onderliggende oorzaken, consequente identificatie en preventie van KTU’s. Veel deskundigen bevelen een preventiestrategie aan die voor alle decubitus vergelijkbaar is en gericht is op het verminderen van vocht en wrijving op benige uitsteeksels. Deze strategie omvat a) het om de 2 uur draaien van stervende patiënten indien dit wordt getolereerd; b) het droog en schoon houden van de huid boven de benige uitsteeksels; c) het gebruik van drukverlagende hulpmiddelen zoals schuimmatrassen met hoge specificaties (kubusvormig, zacht of drukverdelend); d) het plaatsen van kussens onder de knie om de druk op het heiligbeen te verminderen wanneer het hoofdeinde van het bed omhoog wordt gebracht; en e) het gebruik van drukverlagende verbanden (bijv. Mepilex) (9,10). Zelfs als al deze maatregelen worden opgevolgd, kunnen KTU’s helaas nog steeds voorkomen bij actief stervende patiënten (3).

Hoe moet een KTU worden behandeld? Hoewel de behandeling van KTU’s vergelijkbaar is met die van elk decubitus, zijn er een paar unieke elementen.

  • Emotionele steun en KTU-advies voor zorgverleners zijn van vitaal belang. Aangezien KTU’s zonder waarschuwing kunnen verschijnen, kunnen zorgverleners deze wond opvatten als een teken van zorgverwaarlozing of zelfs misbruik, wat zonder de juiste voorlichting van artsen kan leiden tot gecompliceerde gevoelens van schuld, wantrouwen of woede (3).
  • KTU’s kunnen vaak tekenen zijn van een naderende dood. Daarom is het belangrijk om de tekenen, symptomen en verwachtingen van een naderende dood aan de orde te stellen in het kader van de KTU-counseling (11).
  • Individueel oordeel is nodig om de noodzaak van frequente herpositionering bij stervende patiënten te bepalen. Door de druk op het gelokaliseerde gebied voor patiënten tot een minimum te beperken, kan frequent herpositioneren het ongemak bij veel patiënten met een prognose van enkele dagen tot een week verminderen. Maar veel patiënten met een prognose van slechts enkele uren tot dagen kunnen meer ongemak ervaren dan baat hebben bij herpositionering. Ook kan het zijn dat familieleden herpositionering willen vermijden, zodat hun geliefde in vrede kan rusten. Transparante en voortdurende communicatie met familieleden is van vitaal belang.
  • Als de patiënt grimast of kreunt bij het herpositioneren, is het vooraf toedienen van een pijnstiller naar behoefte een alternatief voor het stopzetten van het herpositioneren (10).
  • Verpleegkundigen stellen voor dat meer dan één persoon helpt bij het herpositioneren. Het verlagen van het hoofdeinde van het bed en het gebruik van glijlakens wordt ook aanbevolen (10).
  • Weliswaar zijn KTU’s meestal onomkeerbaar, maar het gebruik van drukontlastende oppervlakken en drukontlastende verbanden wordt toch geadviseerd om de pijn als gevolg van wrijving te verminderen (3,4,6).
  • KTU’s en de daarmee gepaard gaande weefseldood door huidfalen kunnen leiden tot onwelriekende geuren. Het gebruik van met houtskool geïnfundeerde verbanden of topische metronidazol zijn beschreven om deze geur te beheersen (2).

Documentatie: Er is geen specifieke ICD 9 of ICD 10 diagnosecode voor een KTU. Toch erkent het Centers for Medicare and Medicaid Services de KTU als een onderdeel van het stervensproces en suggereert dat artsen een KTU onderscheiden van een gewoon decubitus in hun medische documentatie. Met duidelijke documentatie zouden KTU’s niet mogen meetellen voor de kwaliteitsmaatstaven of vergoeding van een zorginstelling (11,12).

  1. Langemo, D. K. & Brown, G. (2006). Ook de huid laat het afweten: Acuut, chronisch, en eindstadium huidfalen. Advanced Skin Wound care, 19(4), 206-11.
  2. Schank, J. E. (2016). De Kennedy terminale zweer: Alive and well. Journal of American College ofClinical Wound Specialists, 8(1-3), 54-55.
  3. Brennan, M. R. & Trombley, K. (2010). Kennedy terminale ulcera: De ervaring van een palliatieve zorgafdeling over een periode van 12 maanden. World Council of Enterosotomal Therapists Journal, 30(3), 20-22.
  4. Khan, r. (2014). Genezing van een Kennedy terminaal ulcus: Een case study. Journal of wound ostomy and continence nursing, 41, S33.
  5. McInnes E, Jammali-Blasi A, Bell-Syer Sally EM, Dumville JC, Cullum N. Ondersteunende oppervlakken voor decubituspreventie. Cochrane Database van Systematische Beoordelingen. 2011;(4) CD001735.
  6. The Prevention and Management of Pressure Ulcers in Primary and Secondary Care. NICE Klinische Richtlijnen, nr. 179. Nationaal Centrum voor Klinische Richtlijnen (VK). Londen: National Institute for Health and Care Excellence (UK); 2014 Apr.
  7. Latimer, S., Shaw, J., Hunt, T., Mackrell, K., & Gillespie, B.(2019). Kennedy terminale ulcera: Een scoping review. Tijdschrift voor Hospice en Palliatieve Verpleegkunde. 21(4). 257-263.
  8. CMS(2011). CMS LTCH Kwaliteit rapportage programma handleiding. Section M. Retrieved from: http://jmlevinemd.com/wp-content/uploads/2013/07/LTCHQRP_Manual_Chapter_3_Section_M_V2.0_20130430.pdf
  9. McInnes E, Jammali-Blasi A, Bell-Syer Sally EM, Dumville JC, Cullum N. Support surfaces for pressure ulcer prevention. Cochrane Database van Systematische Beoordelingen. 2011;(4) CD001735.
  10. The Prevention and Management of Pressure Ulcers in Primary and Secondary Care. NICE Klinische Richtlijnen, nr. 179. Nationaal Centrum voor Klinische Richtlijnen (VK). Londen: National Institute for Health and Care Excellence (UK); 2014 Apr.
  11. Latimer, S., Shaw, J., Hunt, T., Mackrell, K., & Gillespie, B.(2019). Kennedy terminale ulcera: Een scoping review. Tijdschrift voor Hospice en Palliatieve Verpleegkunde. 21(4). 257-263.
  12. CMS(2011). CMS LTCH Kwaliteit rapportage programma handleiding. Section M. Retrieved from: http://jmlevinemd.com/wp-content/uploads/2013/07/LTCHQRP_Manual_Chapter_3_Section_M_V2.0_20130430.pdf

Auteurs’ Affiliations: Universiteit van Maryland, School of Nursing: Assistant Professor

Conflicts of Interest: Geen

Versiegeschiedenis: oorspronkelijk bewerkt door Sean Marks MD; voor het eerst elektronisch gepubliceerd in augustus 2019.

Fast Facts and Conceptsare edited by Sean Marks MD (Medical College of Wisconsin) and associate editor Drew A Rosielle MD (University of Minnesota Medical School), with the generous support of a volunteer peer-review editorial board, and are made available online by the Palliative Care Network of Wisconsin(PCNOW); the authors of each individual Fast Fact are solely responsible for that Fast Fact’s content. De volledige reeks snelle feiten is beschikbaar op Palliative Care Network of Wisconsin met contactinformatie en hoe u naar de snelle feiten kunt verwijzen.

Copyright: Alle snelle feiten en concepten worden gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel 4.0 Internationaal Auteursrecht (http://creativecommons.org/licenses/by-nc/4.0/). Snelle feiten mogen alleen worden gekopieerd en verspreid voor niet-commerciële, educatieve doeleinden. Als u een Fast Fact aanpast of verspreidt, laat het ons weten!

Disclaimer:Fast Facts and Concepts bieden educatieve informatie voor professionals in de gezondheidszorg. Deze informatie is geen medisch advies. Fast Facts worden niet voortdurend bijgewerkt en er kan nieuwe veiligheidsinformatie verschijnen nadat een Fast Fact is gepubliceerd. Zorgverleners dienen altijd hun eigen onafhankelijke klinische oordeel te vormen en andere relevante en actuele deskundigen en bronnen te raadplegen. Sommige Fast Facts vermelden het gebruik van een product in een andere dosering, voor een andere indicatie of op een andere manier dan wordt aanbevolen in de etikettering van het product. Daarom moet de officiële voorschrijfinformatie worden geraadpleegd voordat een dergelijk product wordt gebruikt.

Fast Facts and Concepts zijn geredigeerd door Sean Marks MD (Medical College of Wisconsin) en associate editor Drew A Rosielle MD (University of Minnesota Medical School), met de genereuze steun van een vrijwillige peer-review redactieraad, en worden online beschikbaar gesteld door het Palliative Care Network of Wisconsin (PCNOW); de auteurs van elke afzonderlijke Fast Fact zijn als enigen verantwoordelijk voor de inhoud van die Fast Fact. De volledige reeks Fast Facts is beschikbaar op Palliative Care Network of Wisconsin met contactinformatie, en hoe te verwijzen naar Fast Facts.

Auteursrecht: Alle snelle feiten en concepten worden gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel 4.0 Internationaal Auteursrecht (http://creativecommons.org/licenses/by-nc/4.0/). Snelle feiten mogen alleen worden gekopieerd en verspreid voor niet-commerciële, educatieve doeleinden. Als u een Fast Fact aanpast of verspreidt, laat het ons weten!

Disclaimer: Fast Facts en Concepts bieden educatieve informatie voor professionals in de gezondheidszorg. Deze informatie is geen medisch advies. Snelle feiten worden niet voortdurend bijgewerkt, en er kan nieuwe veiligheidsinformatie verschijnen nadat een Snelle feit is gepubliceerd. Zorgverleners dienen altijd hun eigen onafhankelijke klinische oordeel te vormen en andere relevante en actuele deskundigen en bronnen te raadplegen. Sommige Fast Facts vermelden het gebruik van een product in een andere dosering, voor een andere indicatie of op een andere manier dan wordt aanbevolen in de etikettering van het product. Dienovereenkomstig moet de officiële voorschrijfinformatie worden geraadpleegd voordat een dergelijk product wordt gebruikt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *