“Lente vooruit, herfst achteruit.” Als u dit gezegde wel eens hebt gehoord, dan woont u waarschijnlijk in een gebied waar de zomertijd geldt. Tijdens de zomertijd in de Verenigde Staten zetten de inwoners hun klok een uur vooruit. Dit resulteert in ochtenden met minder zonlicht en meer zonlicht tijdens de avonden.
De zomertijd begint op de tweede zondag in maart. Als het eindigt op de eerste zondag in november, worden de klokken een uur teruggezet. De klok wordt altijd om 2.00 uur plaatselijke tijd vooruit of achteruit gezet.
De meeste staten in de Verenigde Staten nemen de zomertijd in acht, hoewel veel mensen tegen het nut ervan hebben gepleit en pleiten voor een zomertijd het hele jaar door zonder de klokken vooruit of achteruit te hoeven zetten. Vanaf medio 2019 zijn er echter geen veranderingen doorgevoerd en blijft de meerderheid van de Amerikaanse staten de zomertijd in acht nemen. De uniforme zomertijd is ingesteld in het kader van de Uniforme Tijdswet van 1966.
Er zijn echter een handvol uitzonderingen. In Arizona is de zomertijd in 1967 ingegaan. Het jaar daarop werd echter een uitzonderingswet uitgevaardigd en sinds 1968 neemt deze staat geen zomertijd meer in acht. In het Navajo-indianenreservaat, dat in de staten Arizona, Utah en New Mexico ligt, wordt de zomertijd wel in acht genomen.
De staat Hawaï heeft volgens de Uniform Time Act afgezien van de zomertijd, dus deze staat heeft nooit de zomertijd in acht genomen. Door de ligging van Hawaï zijn er minder verschillen tussen het aantal uren daglicht in de winter en in de zomer, dus is het logisch dat er in deze staat geen zomertijd is.
Hawaii en Arizona zijn de enige twee staten in de V.S. waar geen zomertijd geldt. In verschillende overzeese gebiedsdelen is de zomertijd echter niet van toepassing. Tot die gebieden behoren Amerikaans Samoa, Guam, de Noordelijke Marianen, Puerto Rico en de Amerikaanse Maagdeneilanden.