Na haar opleiding aan de Central School of Speech and Drama in Londen, maakte Redgrave haar professionele debuut in een productie van A Midsummer Night’s Dream in het Royal Court Theatre in 1962. Na een tournee van Billy Liar en repertoirewerk in Dundee, maakte ze haar West End-debuut in de Haymarket, in N.C. Hunter’s The Tulip Tree met Celia Johnson en John Clements.
Ze werd uitgenodigd om bij het National Theatre te komen voor het eerste seizoen in de Old Vic, waar ze werkte met regisseurs als Laurence Olivier, Franco Zeffirelli en Noël Coward in rollen als Rose in The Recruiting Officer, Barblin in Andorra, Jackie in Hay Fever, Kattrin in Mother Courage, Miss Prue in Love for Love, en Margaret in Much Ado About Nothing, wat haar drie jaar lang bezig hield.
In die tijd verscheen ze in films als Tom Jones (1963), Girl with Green Eyes (1964), The Deadly Affair (1966), en de titelrol in Georgy Girl (ook 1966, en waarin haar moeder, Rachel Kempson, meespeelde). Voor deze laatste rol kreeg ze de New York Film Critics Award, de Golden Globe, en een Oscarnominatie.
In 1967 maakte ze haar Broadway-debuut in Black Comedy met Michael Crawford en Geraldine Page. In Londen was ze onder meer te zien in The Two of Us van Michael Frayn met Richard Briers in de Garrick, Slag van David Hare in de Royal Court en Born Yesterday, geregisseerd door Tom Stoppard in Greenwich in 1973.
Redgrave keerde terug naar Broadway in 1974, in My Fat Friend. Al snel volgden Knock Knock met Charles Durning, Mrs. Warren’s Profession (goed voor een Tony nominatie) met Ruth Gordon, en Saint Joan. In het seizoen 1985-1986 was ze te zien met Rex Harrison, Claudette Colbert, en Jeremy Brett in Aren’t We All?, en met Mary Tyler Moore in A. R. Gurney’s Sweet Sue.
In 1983 speelde ze Cleopatra in een Amerikaanse televisieversie van Antony and Cleopatra tegenover Timothy Dalton. Ze was te zien in Misalliance in Chicago met Irene Worth (waarmee ze de Sarah Siddons en Joseph Jefferson onderscheiding kreeg), Twelfth Night op het American Shakespeare Festival, California Suite, The King and I, Hellzapoppin’, Les Dames du Jeudi, Les Liaisons Dangereuses, en The Cherry Orchard. In 1988 vertelde ze een gedramatiseerde televisiedocumentaire, Silent Mouse, die het verhaal vertelde van het ontstaan van het kerstliedje Silent Night. Ze speelde met Stewart Granger en Ricardo Montalbán in een Hollywood produktie van Don Juan in Hell in de vroege winter van 1991.
Met haar zus Vanessa als Olga, keerde ze terug naar het Londense toneel als Masha in Three Sisters in 1991 in het Queen’s Theatre, Londen, en later speelde ze de titelrol in een televisie produktie van Whatever Happened to Baby Jane? weer met haar zus. Hoogtepunten uit haar vroege filmcarrière zijn ook The National Health, Everything You Always Wanted to Know About Sex* (*But Were Afraid to Ask), The Happy Hooker en Getting It Right. In de Verenigde Staten was ze te zien in televisieseries als Teachers Only, House Calls, Centennial en Chicken Soup.
Ze speelde ook in BBC-producties als The Faint-Hearted Feminist, A Woman Alone, Death of a Son, Calling the Shots en Fighting Back. Ze speelde opnieuw Broadway in Moon Over Buffalo (1996) met co-ster Robert Goulet, en speelde in de wereldpremière van Tennessee Williams’ The Notebook of Trigorin, gebaseerd op Anton Tsjechov’s The Seagull. Ze won de Drama Desk Award voor Outstanding Featured Actress in a Play voor haar optreden in Talking Heads.
Redgrave werd bekend in de Verenigde Staten na haar optreden in de televisieserie House Calls, waarvoor ze een Emmy-nominatie kreeg. Ze werd uit de serie ontslagen nadat ze erop stond haar kind mee te nemen naar de repetities om haar borstvoedingsschema voort te zetten. Er volgde een rechtszaak, maar die werd een paar jaar later geseponeerd. Daarna verscheen ze in een langlopende serie televisiespotjes voor H. J. Heinz Company, destijds de fabrikant van de afslankvoeding voor Weight Watchers, een dochteronderneming van Heinz. Haar signatuurzin voor de reclames was “Dit is leven, niet diëten!”. Ze schreef een boek over haar levenservaringen met dezelfde titel, met daarin een selectie van Weight Watchers recepten. Het autobiografische deel werd later de basis van haar eenakter Shakespeare for My Father.
In 1989 verscheen ze op Broadway in Love Letters met haar man John Clark, en daarna voerden ze het stuk op door het hele land, en een keer voor de jury in de O.J. Simpson zaak. In 1993 verscheen ze op Broadway in het eenvrouwsstuk Shakespeare for My Father, dat Clark produceerde en regisseerde. Ze werd genomineerd voor de Tony Award voor Beste Actrice in een Toneelstuk. In 1993 sprak ze de stem in van de verteller en een van de personages in de kersttekenfilm Precious Moments Timmy’s Special Delivery. Ook werd ze dat jaar verkozen tot president van de Players’ Club.
In 2005 trad Redgrave op aan de Quinnipiac University en Connecticut College in het toneelstuk Sisters of the Garden, over de zussen Fanny en Rebekka Mendelssohn en Nadia en Lili Boulanger. Naar verluidt zou ze ook bezig zijn met het schrijven van een eenakter over haar gevecht met borstkanker en haar borstamputatie in 2003, gebaseerd op haar boek Journal: A Mother and Daughter’s Recovery from Breast Cancer met foto’s van haar dochter Annabel en tekst van Redgrave zelf.
In september 2006 was ze te zien in Nightingale, de Amerikaanse première van haar nieuwe one-woman play gebaseerd op haar grootmoeder Beatrice, in het Mark Taper Forum in Los Angeles. Ze speelde het stuk ook in mei 2007 op Hartford Stage in Hartford, Connecticut. In 2007 was ze te zien in een aflevering van Desperate Housewives als Dahlia Hainsworth, de moeder van Susan Delfino’s vriend Ian Hainsworth.
Ze was ook te zien in een aflevering van ABC’s televisieserie Ugly Betty en een aflevering van Law & Order: Criminal Intent.
In 2009 werd ze opgenomen in de American Theatre Hall of Fame.
StemwerkEdit
Redgrave sprak ongeveer 20 audioboeken in, waaronder Prince Caspian: The Chronicles of Narnia van C.S. Lewis voor Harper Audio en Inkheart van Cornelia Funke voor Listening Library.