Het huidige Malakka in Maleisië weerspiegelt zijn tumultueuze geschiedenis – een multi-raciale bevolking van Maleiers, Indiërs en Chinezen noemen deze historische stad hun thuis. Met name de Peranakan en Portugese gemeenschappen gedijen nog steeds in Malacca, een herinnering aan de lange ervaring van de staat met handel en kolonisatie.
Malacca’s stichter, de ex-piraat Prins Parameswara, zou een afstammeling van Alexander de Grote zijn, maar het is waarschijnlijker dat hij een Hindoeïstische politieke vluchteling uit Sumatra was.
Volgens de legende rustte de Prins op een dag uit onder een Indiase kruisbessenboom (ook bekend als melaka). Terwijl hij toekeek hoe een van zijn jachthonden probeerde een muizenhert te vangen, bedacht hij dat het hert in dezelfde benarde situatie verkeerde als hij: alleen, verbannen in een vreemd land en omringd door vijanden.
Parameswara besloot dat de plek waar hij zat gunstig was voor de minder bedeelden om te zegevieren, en besloot op die plek een huis te bouwen.
Malacca bleek inderdaad een gunstige plaats om een stad te stichten, vanwege de beschutte haven, de overvloedige watertoevoer en de uitstekende ligging ten opzichte van de regionale handels- en moessonwindpatronen.
Melaka en de Chinezen
In 1405 voer een ambassadeur van het Chinese Ming-rijk, de eunuch-admiraal Cheng Ho (of Zheng He), de haven binnen met een enorme armada van reusachtige handelsschepen. Ho begon een voor beide partijen voordelige handelsrelatie, die er uiteindelijk toe leidde dat Malakka ermee instemde een klantenkoningrijk van de Chinezen te worden in ruil voor bescherming tegen de Siamezen.
Nadat de stad in de 15e eeuw de Islam aannam en zich tot een sultanaat omvormde, begon zij handelaren uit het Midden-Oosten aan te trekken, waarmee zij de gelederen aanvulde van degenen die al uit alle zeevarende naties in Azië aankwamen.