Jongeren die ouders of broers of zussen hebben met een bipolaire stoornis lopen een hoger risico op het ontwikkelen van deze stoornis dan individuen zonder een familiegeschiedenis. Bij deze jongeren met een hoog risico is stemmingsstabiliteit – snelle en frequente stemmingswisselingen die niet in verhouding staan tot de huidige omstandigheden – geassocieerd met psychosociale beperkingen en vaak voorspellend voor het ontstaan van een bipolaire stoornis in de toekomst.
Een onderzoeksteam bestaande uit Danella Hafeman, MD, PhD; Mary Phillips, MD, MD (Cantab); Boris Birmaher, MD; en Tina Goldstein, PhD, voerde een pilotstudie uit, die onlangs werd gepubliceerd in Journal of Affective Disorders. Hun doel was na te gaan of een op mindfulness gebaseerde interventie bij risicojongeren geassocieerd kan worden met verbeteringen in stemmingsstabiliteit. Dit werk werd ondersteund door een Depression Fellowship van de Third Generation Klingenstein Foundation aan Dr. Hafeman. Mindfulness-gebaseerde interventies – praktijken die niet-oordelende aandacht voor het heden bevorderen – kunnen mensen helpen om met acceptatie te reageren op uitdagende omstandigheden of emoties en is een veelbelovende benadering voor de behandeling van stemmingsstabiliteit. Dergelijke interventies kunnen ook de respons op stressvolle of traumatische levensgebeurtenissen verbeteren, wat het ontstaan van stemmingsstoornissen kan helpen voorkomen.
“Inzicht in mindfulness-gerelateerde hersenveranderingen kan een venster bieden op modificeerbare neurale circuits die ten grondslag liggen aan emotieregulatie en, in bredere zin, veerkracht tegen stress,” zegt Dr. Hafeman, eerste auteur van het onderzoek. “We richtten ons op een neurale marker – functionele connectiviteit tussen de dorsolaterale prefrontale cortex en de cingulate posterior – waarvan is aangetoond in drie volwassen studies dat deze toeneemt na een mindfulness interventie, en geassocieerd wordt met een verbeterde respons op stress. We wilden dit potentiële neurale mechanisme beoordelen in de vroege adolescentie, omdat dit een belangrijke periode is van neurale plasticiteit en risico voor stemmingsstoornissen, vooral voor degenen die familiair risico lopen op bipolaire stoornis en al stemmingssymptomen hebben.”
De onderzoekers rekruteerden 35 jongeren tussen de 10 en 14 jaar met verhoogde stemmingsstabiliteit en die een ouder of broer met bipolaire stoornis hadden, evenals 21 leeftijdsgenoten zonder een persoonlijke of familiegeschiedenis van bipolaire stoornis. Deelnemers ondergingen een eerste scan en vulden vragenlijsten in om depressie en angst te beoordelen. Risicojongeren namen deel aan acht sessies van een wekelijkse mindfulness groep en maakten een tweede scan direct na de laatste sessie, en een follow-up evaluatie drie maanden later. De controlegroep nam niet deel aan mindfulness-sessies, maar onderging wel een eerste scan, evenals een tweede scan 2-3 maanden later.
Analyse van de studie toonde aan dat bij de eerste scan, de studiedeelnemers vergelijkbare connectiviteit vertoonden tussen de posterieure cingulate cortex en de dorsolaterale prefrontale cortex. Echter, alleen de risicojongeren die deelnamen aan mindfulness sessies vertoonden een toename in connectiviteit tijdens de tweede scan. De risicogroep rapporteerde zelf ook verbeteringen in stemmingsstabiliteit en angst, evenals verminderde emotie-onderdrukking. Onverwacht was dat mindfulness niet toenam tijdens de mindfulness sessies, maar wel in de drie maanden na de bijeenkomsten. Toenames in connectiviteit tussen de cingulate cortex posterior en de dorsolaterale prefrontale cortex voorspelden latere afnames in stemmingsstabiliteit, angst, en emotie onderdrukking.
“Deze bevindingen zijn spannend vanuit een “experimenteel therapeutisch” perspectief: de mindfulness interventie beweegt het doel (functionele connectiviteit tussen de cingulate cortex posterior en de dorsolaterale prefrontale cortex), die vervolgens wordt geassocieerd met downstream verbeteringen in stemmingssymptomen, zei Dr. Hafeman. “De bevindingen van deze studie voegen ook iets toe aan de literatuur die aantoont dat de functionele connectiviteit tussen deze gebieden toeneemt na een mindfulness interventie. Echter, hoewel veelbelovend, zijn de interpretaties beperkt omdat we geen controle arm hadden van onze interventie. We weten dus niet of veranderingen in de hersenen of gedragingen gerelateerd waren aan de mindfulness interventie zelf of aan andere niet-specifieke effecten. Om deze belangrijke vraag te beantwoorden, hopen we in de toekomst een gerandomiseerde gecontroleerde trial op grotere schaal uit te voeren.”
Dr. Goldstein, hoofdauteur van de paper, voegde hieraan toe: “Dit translationele werk is ongelooflijk opwindend, omdat het zowel zinvol bijdraagt aan ons begrip van specifieke hersenprocessen die ten grondslag liggen aan stoornis en behandelingsrespons, als ook een grote belofte biedt om trajecten voor risicojongeren te wijzigen.”
Mindfulness-gebaseerde interventie om stemmingsstabiliteit bij risicojongeren te verminderen: Preliminary evidence for changes in resting state functional connectivity
Hafeman DM, Ostroff NA, Feldman J, Hickey MB, Phillips ML, Birmaher B, Goldstein TR.
Journal of Affective Disorders, Volume 276, 2020, pages 23-29. https://doi.org/10.1016/j.jad.2020.06.042