Het menselijk immuunsysteem (en dat van de meeste zoogdieren) bestaat uit fysieke barrières (huid en slijm), aangeboren en adaptieve cellen, chemische boodschappers (cytokinen), en primair en secundair lymfoïd weefsel.
Primair lymfoïd weefsel omvat het beenmerg en de thymus. Immuuncelprogenitors ontstaan in het beenmerg, samen met rode bloedcellen en bloedplaatjes (figuur 1). Het beenmerg wordt verdeeld in rood beenmerg en geel beenmerg. In het rode merg ontwikkelen zich de progenitorcellen van de witte bloedcellen en vindt de differentiatie van de B-cellen plaats.
De voorlopers van T-cellen gaan naar het andere primaire lymfoïde orgaan, de thymus. De thymus is een klein orgaan dat aan de voorzijde van het hart zit. Het is de plaats waar T-cellen worden gevormd, primaire tolerantie-inductie plaatsvindt en differentiatie optreedt. De thymus is het meest actief na de geboorte tot aan de preadolescentie, daarna wordt hij geleidelijk kleiner en minder actief (thymische involutie).
In de thymus ondergaan de T-cellen differentiatie, waarna ze naar de rest van het lichaam worden geëxporteerd om te rijpen en te reageren op pathogene insulten.
Tweede lymfoïde organen zijn onder meer de milt, de Peyer-patches, de lymfeklieren, de tonsillen en de adenoïden. Het transport tussen primaire en secundaire organen verloopt via de bloedsomloop en het lymfestelsel. Het lymfestelsel is een door beweging aangedreven reeks vaten die een heldere eiwitrijke vloeistof, lymfe en witte bloedcellen naar het hart vervoeren, waar zij weer in de bloedsomloop terechtkomen.
De milt is een kritieke plaats van B cel-T cel interactie, B cel rijping en de versterking van adaptieve immuunreacties. De milt heeft meerdere lymfocytenzones, elk met een andere functie.
Peyer’s patches zijn gespecialiseerde lymfoïde weefsels die overal in het spijsverteringsstelsel voorkomen. Zij vervullen een cruciale functie bij het bemonsteren en controleren van intestinale bacteriepopulaties.
Lymfeknopen zijn kleine, ingekapselde organen die over het hele lichaam verspreid voorkomen. Lymfe wordt afgevoerd uit delen van het lichaam via de plaatselijke lymfeklier. In de lymfeknoop bevinden zich antigeenpresenterende cellen en immuuncellen die de door een infectie opgewekte signalen kunnen herkennen en versterken. Tijdens een infectie, auto-immuunziekte, kanker of andere ziekteverschijnselen kunnen de lymfeklieren opzwellen en hard en gevoelig worden.
De tonsillen en adenoïden bevinden zich in de keel en vormen de eerste verdedigingslinie tegen ingeslikte ziekteverwekkers of ziekteverwekkers in de luchtwegen. M-cellen, speciale antigeenvangende cellen op het oppervlak van de amandelen, “grijpen” antigeen van ziekteverwekkers en presenteren dit aan B-cellen en T-cellen die in de amandel verblijven. B-cellen kunnen dan, in reactie op het antigeen, uitrijpen en zich vermenigvuldigen om de infectie te bestrijden.