een plant of dier dat leeft in de open zee en aan het oppervlak van een meer, zee of oceaan – de pelagische zone. Pelagische organismen zijn te onderscheiden van benthische organismen, dat wil zeggen benthos. Ze worden onderverdeeld in organismen die passief aan het wateroppervlak (pleuston) of in de diepte drijven (plankton) en organismen die zwemmen (nekton). Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen holopelagische organismen, die hun hele leven in de pelagische zone verblijven, en meropelagische organismen, die slechts tijdelijk in deze zone verblijven. Tot deze laatste behoren de planktonische larven van benthische dieren en volwassen benthische dieren die tijdens de voortplanting naar de pelagische zone drijven.
Veel pelagische organismen hebben zich op vergelijkbare wijze aangepast aan het leven in de pelagische zone. Zo worden zij gekenmerkt door aanpassingen die drijfvermogen en beweeglijkheid mogelijk maken. Het drijfvermogen wordt mogelijk gemaakt door de gasbellen van algen, de gaskamers van sifonoforen, de zwemblaas van vissen, en de met water gevulde gelatineachtige weefsels van holtedieren en manteldieren. Een overvloed aan vet in de cellen en weefsels van pelagische organismen zorgt ook voor het drijfvermogen. Beweeglijkheid wordt mogelijk gemaakt door de trilharen van protozoën en veel larven, de vinnen van vissen en koppotigen, en het torpedolichaam van veel nektonische dieren.
Pelagische planten (fytoplankton) zijn de voornaamste producenten van organisch materiaal in waterlichamen, en leveren voedsel (direct of via voedselketens) voor waterdieren. De skeletresten van pelagische organismen maken deel uit van de benthische sedimenten van de oceaan (kiezelgoer, radiolarien, foraminiferen en pteropoden).
G. M. BELIAEV