Phyllite, fijnkorrelig metamorf gesteente gevormd door de reconstitutie van fijnkorrelig sedimentgesteente, zoals modderstenen of schalies. Fylliet heeft een uitgesproken splijtbaarheid (een neiging tot splijten in platen of platen) als gevolg van de parallelle uitlijning van platy mineralen; het kan een glans hebben op zijn oppervlak als gevolg van kleine plaatjes van micas. De korrelgrootte is groter dan die van leisteen, maar kleiner dan die van schist.
Phylliet wordt gevormd door relatief laaggradige metamorfe omstandigheden in het onderste deel van de greenschist facies. Moedergesteenten zijn soms slechts gedeeltelijk gereconstrueerd, zodat de oorspronkelijke mineralogie en sedimentaire bedding gedeeltelijk bewaard zijn gebleven. Afhankelijk van de richting van de tijdens het metamorfisme uitgeoefende spanningen kunnen fyllietplaten de oorspronkelijke bedding evenwijdig lopen of doorsnijden; in sommige gesteenten kunnen twee stadia van deformatie, precrystalline en postcrystalline deformaties genoemd, worden onderscheiden op basis van twee oriëntaties van definieerbare oppervlakken in het gesteente. De precrystalline oppervlakken hebben een lamellen- of vloeikloof, terwijl de postkristallijne oppervlakken een valse-, breuk- of spannings-slipkloven hebben. Dergelijke termen kunnen alleen worden gebruikt wanneer de aard van de vervorming en de relatie daarvan met de tijd kunnen worden vastgesteld.