De paper bestudeert de ruimtelijke verdeling van individuen die concurreren om een continu verdeelde hulpbron in een-dimensionale ruimte. Een individu verspreidt zich willekeurig, en wordt verondersteld een sterfte te ondergaan van buren. De populatiedynamica wordt dan beschreven door een uitgebreide versie van de Lotka-Volterra competitievergelijking met termen van groei en diffusie, en de term van buurconcurrentie/interferentie via een integrale kernel. Door naburige individuen toe te staan met elkaar te concurreren, verandert het patroon van de ruimtelijke verdeling drastisch ten opzichte van dat van de klassieke modellen zonder enige buurtconcurrentie: in de klassieke modellen wordt elke ruimtelijke variatie in de beschikbaarheid van hulpbronnen uitgevlakt in de stationaire verdeling van de soorten die de hulpbronnen benutten. In het huidige model echter kan zelfs een verwaarloosbaar kleine ruimtelijke variatie in de beschikbaarheid van hulpbronnen leiden tot een sterk samengeklonterde verdeling van de soorten met een karakteristieke golflengte. Aanzienlijke versterking van intermediaire ruimtelijke frequenties treedt op als de breedte van de schadelijke invloed groter is dan de gemiddelde afstand die een individu zich verspreidt voordat het zich voortplant. In het extreme geval van geen verspreiding is de stationaire verdeling (de ideale vrije verdeling) strikt discreet (de ondersteuning van de verdeling wordt gegeven door een verzameling punten).
Het model onthult ook de voorwaarde voor een periodieke/quasi-periodieke travelling wave wanneer de soort uitdijt in de ruimte, en demonstreert complexe ruimtelijke verdelingen in twee dimensies.