Een keizerrijk is een politiek systeem waarin een groep mensen wordt geregeerd door één persoon, een keizer of keizerin. Het Romeinse Rijk begon met het bewind van keizer Augustus. De macht van de Senaat was beperkt en werd een orgaan ter ondersteuning van de keizer.
De periode tussen Augustus en Diocletianus wordt het Hoge Rijk genoemd, terwijl het Lage Rijk de periode is tussen Diocletianus en de val van het Romeinse Rijk in het Westen.
Het Hoge Rijk (31 v.Chr.- 305 n.Chr.)
Het Romeinse Rijk op zijn territoriale hoogtepunt
Tussen de jaren 14 en 68 volgden de erfgenamen van Augustus hem op: Tiberius, Caligula, Claudius en Nero. Deze dynastieke opvolging werd onderbroken toen keizer Nero stierf en er in het jaar 68 een burgeroorlog uitbrak. Drie keizers vochten om de macht en uiteindelijk werd de oorlog gewonnen door Vespasianus, die deel uitmaakte van de Flavische dynastie.
De Flavische dynastie werd opgevolgd door de Antonijnen (96 – 193), een verzamelnaam voor Nerva, Trajanus, Hadrianus, Antoninus Pius, Marcus Aurelius en Commodus. Deze keizers voerden een beleid dat sterk leek op dat van de Flaviërs.
Met de toetreding van Septimius Severus (197 – 235) was hij de eerste van de keizerlijke Severaanse dynastie die regeerde (197 – 235). Hij werd vervangen door Caracalla, Macrinus, Elagabalus en Alexander Severus.
De absolute macht van Rome, hoofdstad van het keizerrijk, werd mettertijd verzwakt. Tussen 235 en 300 was Rome’s enige prioriteit de verdediging van zijn grenzen tegen de voortdurende aanvallen van de Barbaren en van de Sasaniërs (uit Perzië). De druk van deze invallen zette het leger ertoe aan in 235 de macht over te nemen. Dit tijdperk staat bekend als de militaire anarchie en duurde ongeveer vijftig jaar. De keizers van deze tijd hadden maar één doel: het bestrijden van de vijanden van het rijk en het veiligstellen van de grenzen.
Als gevolg van deze voortdurende oorlogen was het leger zeer duur in onderhoud, en daardoor raakte het rijk verlamd door schulden. Dit verarmde op zijn beurt de bevolking en velen verloren hun identiteit en waarden. Velen twijfelden aan hun geloof, vooral met de komst van nieuwe doctrines uit het Oosten.
De vervolging van een steeds groter wordende christelijke minderheid door Diocletianus was een manier om het rijk te bevrijden van de gevaren waarmee het werd geconfronteerd.
In 284 redde een militaire opstand het rijk en werd Diocletianus tot keizer uitgeroepen. Tijdens zijn bewind voerde hij de Tetrarchie in, een regeringsvorm die de macht verdeelde. Diocletianus wees generaal Maximianus aan om de leiding te nemen over de westelijke gebieden van het rijk, terwijl de keizer heerste over de oostelijke gebieden. Jaren later zou hij twee Caesars aanstellen.
Diocletianus trad af in 305, waarmee hij liet zien dat het tetrarchische politieke systeem niet werkte zonder iemand om het te leiden.
Het Lage Rijk (305 n.Chr. – 476 n.Chr.)
Na de troonsafstand van Diocletianus in 305 vond een reeks conflicten plaats tot 312, toen Constantijn de enige keizer van het Westen werd. Hij zou de laatste keizer van het verenigde rijk zijn. Hij stelde het christendom in als de officiële godsdienst van het rijk.
De hoofdstad van het rijk wordt verplaatst naar de oude stad Byzantium, die wordt herbouwd. Byzantium, vanaf 8 november 324, wordt omgedoopt tot Constantinopel of de stad van Constantijn.
Constantijns opvolger, Theodosius, verdeelt het rijk onder zijn twee zonen Arcadius en Honorius, waardoor het Westen Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk ontstaan.
Het West-Romeinse Rijk valt in 476. Ondertussen overleeft de andere helft, het Byzantijnse Rijk, tot 1453 met de ondergang van Constantinopel, dat nu Istanbul heet.