Key Concepts
Schema’s – Een schema beschrijft zowel de mentale als de fysieke acties die betrokken zijn bij begrijpen en weten. Schema’s zijn categorieën van kennis die ons helpen de wereld te interpreteren en te begrijpen.
In de visie van Piaget omvat een schema zowel een categorie van kennis als het proces van het verkrijgen van die kennis. Naarmate ervaringen worden opgedaan, wordt deze nieuwe informatie gebruikt om eerder bestaande schema’s te wijzigen, aan te vullen of te veranderen.
Een kind kan bijvoorbeeld een schema hebben over een bepaald type dier, zoals een hond. Als het kind alleen ervaring heeft met kleine hondjes, kan het denken dat alle honden klein zijn, harig en vier poten hebben. Stel nu dat het kind een heel grote hond tegenkomt. Het kind zal deze nieuwe informatie opnemen en het eerder bestaande schema aanpassen om deze nieuwe informatie op te nemen.
Assimilatie – Het proces van het opnemen van nieuwe informatie in onze eerder bestaande schema’s staat bekend als assimilatie. Dit proces is enigszins subjectief, omdat wij de neiging hebben ervaringen of informatie enigszins aan te passen om te passen in onze reeds bestaande overtuigingen. In het voorbeeld hierboven is het zien van een hond en het bestempelen als “hond” een voorbeeld van assimilatie van het dier in het hondenschema van het kind.
Accommodatie – Een ander deel van aanpassing betreft het veranderen of aanpassen van onze bestaande schema’s in het licht van nieuwe informatie, een proces dat bekend staat als accommodatie. Accommodatie houdt in dat bestaande schema’s, of ideeën, worden gewijzigd als gevolg van nieuwe informatie of nieuwe ervaringen. Tijdens dit proces kunnen ook nieuwe schema’s worden ontwikkeld.
Equilibratie – Piaget geloofde dat alle kinderen een evenwicht proberen te vinden tussen assimilatie en accommodatie, hetgeen wordt bereikt door een mechanisme dat Piaget equilibratie noemde. Naarmate kinderen vorderen door de stadia van cognitieve ontwikkeling, is het belangrijk om een evenwicht te handhaven tussen het toepassen van eerdere kennis (assimilatie) en het veranderen van gedrag om rekening te houden met nieuwe kennis (accommodatie). Equilibratie helpt verklaren hoe kinderen in staat zijn om van het ene denkstadium over te gaan naar het volgende.
Deze eenvoudige video helpt om de basisconcepten van schema, assimilatie en accomodatie te begrijpen:
Enige van de manieren waarop deze theorie kan worden toegepast op trauma kan worden gezien in het volgende citaat uit “Psychological Trauma: A Developmental Approach” van Dora Black
“Hollen en Garber (1988) wezen erop dat wanneer een individu wordt blootgesteld aan schema-discrepante informatie, er normaal gesproken één van de twee dingen gebeurt. Ten eerste kan de informatie worden aangepast om in het bestaande schema te passen (assimilatie), en een voorbeeld hiervan bij een verkrachtingsslachtoffer zou kunnen zijn, “het moet iets zijn dat ik heb gedaan om dit met mij te laten gebeuren, dus het was niet echt verkrachting” Aldus Resick & Schnicke (1992) suggereerde dat flashbacks en andere opdringerige herinneringen pogingen tot integratie kunnen zijn wanneer assimilatie mislukt. Ten tweede kunnen bestaande schema’s worden aangepast om nieuwe incompatibele informatie te accommoderen (accommodatie), en een voorbeeld hiervan zou kunnen zijn, “de wereld is een onvoorspelbare plaats en soms gebeuren er slechte dingen met goede mensen” Hollen en Garber (1988) suggereerden dat assimilatie gewoonlijk gemakkelijker gebeurt dan accommodatie, omdat het gemakkelijker lijkt om iemands perceptie van een enkele gebeurtenis te veranderen dan om iemands kijk op de wereld te veranderen. Resick & Schnicke (1992) stelde voor dat aanpassing een doel is van therapie, maar wees erop dat over-accommodatie kan optreden wanneer aanpassing gebeurt zonder goede sociale steun of therapeutische begeleiding…….symptomen van intrusie, vermijding en arousal worden veroorzaakt door conflicten tussen nieuwe informatie ontvangen van het trauma en vroegere schemata…..dergelijke nieuwe informatie wordt gewoonlijk zodanig geassimileerd in eerdere schema’s dat het pogingen tot integratie blokkeert en gepaard gaat met intense emoties; opdringerige herinneringen zijn het bewijs van mislukte integratie wanneer assimilatie mislukt” (blz. 70)
Wat belangrijk is om te begrijpen met betrekking tot trauma en deze cognitieve theorie is dat de meeste mensen niet verwachten dat ze een afschuwelijke gebeurtenis zullen meemaken. Hun levensschema en hun reeds bestaande betekenissystemen houden geen rekening met dergelijke gebeurtenissen. Dus, wanneer ze toch gebeuren, zet dat hun basisbegrip en concepten van de wereld als veilig en welwillend onder druk.
Verlevenden van een trauma kunnen vaak geholpen worden door te begrijpen hoe zij cognitief het trauma verwerkt hebben…..meer volgt……