Mary Jean vroeg naar de verleden tijd van het werkwoord shinen: Is het shined of shone?
Het frustrerende antwoord is dat het zowel shined als shone kan zijn, maar sommige bronnen raden aan shined te gebruiken als het werkwoord een voorwerp heeft en shone als het werkwoord geen voorwerp heeft.
Hier zijn voorbeelden met voorwerpen:
Aardvark scheen het licht in Squiggly’s ogen. (Het licht is het voorwerp van het werkwoord schijnen. Het is het ding dat door Aardvark wordt beschenen.)
Aardvark heeft zijn schoenen beschenen. (Deze keer betekent gepoetst “gepoetst”, maar het werkwoord heeft nog steeds een object: zijn schoenen.)
Hier volgt een voorbeeld zonder object:
De maan scheen fel. (De maan schijnt gewoon; het werkwoord schenen heeft geen lijdend voorwerp.)
Het werkwoord schijnen heeft twee aanvaardbare vormen van de verleden tijd. De beste keuze is meestal shone wanneer het werkwoord “alleen” is.”
Het rijmpje It’s shone when alone zal je helpen herinneren om shone te gebruiken wanneer het werkwoord alleen is (d.w.z. wanneer het werkwoord geen lijdend voorwerp heeft). Dit geheugensteuntje is natuurlijk het handigst in de Verenigde Staten, waar het werkwoord wordt uitgesproken als “shown”. Het is minder nuttig in het Verenigd Koninkrijk, waar het werkwoord vaak wordt uitgesproken als “shon.” Met dank aan The Word Hawk voor het me herinneren aan het verschil.
Dit onderscheid tussen shined en shone is geen harde regel; het is meer een suggestie, maar als je niet zeker weet welk werkwoord je moet gebruiken, is het een goede suggestie om aan te nemen.
Image courtesy of .