Toepassing van sociaal onderzoek
Sociale klasse en het gezin
Een groeiende hoeveelheid sociaal-wetenschappelijk onderzoek documenteert verschillen in sociale klasse in hoe goed een gezin functioneert: de kwaliteit van de relaties en de cognitieve, psychologische, en sociale ontwikkeling van de kinderen. Deze aandacht weerspiegelt het feit dat wat tijdens de eerste levensmaanden en -jaren gebeurt, ingrijpende gevolgen kan hebben voor hoe goed een pasgeborene het tijdens zijn kindertijd, zijn adolescentie en daarna heeft. Volgens socioloog Frank E. Furstenberg Jr. bestaan er “grote verschillen tussen de sociale klassen” in de prenatale ervaringen van moeders, zoals de kwaliteit van hun voeding en gezondheidszorg, en in de gezondheidszorg die hun baby’s ontvangen. Als gevolg daarvan, zegt hij, “komen kinderen ongelijk bedeeld ter wereld.” Deze ongelijkheid wordt na hun geboorte om verschillende redenen nog groter.
In de eerste plaats hebben gezinnen met een laag inkomen veel meer kans op negatieve gebeurtenissen, zoals overlijden, slechte gezondheid, werkloosheid, echtscheiding en slachtofferschap van misdrijven. Als deze negatieve gebeurtenissen zich voordoen, zegt Furstenberg, “beïnvloedt de sociale klasse het vermogen van een gezin om de klap op te vangen… Het leven is gewoon harder en meedogenlozer aan de onderkant.” Deze negatieve gebeurtenissen veroorzaken grote hoeveelheden stress; zoals in hoofdstuk 2 “Armoede” is besproken, leidt deze stress er op zijn beurt toe dat kinderen verschillende ontwikkelingsproblemen ondervinden.
Ten tweede hebben ouders met een laag inkomen veel minder kans om regelmatig te lezen en te praten met hun baby’s en jonge kinderen, die daardoor cognitieve en leesvaardigheden langzamer ontwikkelen; dit probleem heeft weer een nadelige invloed op hun schoolprestaties als ze naar de basisschool gaan.
Ten derde zijn ouders met een laag inkomen ook minder in staat om hun kinderen bloot te stellen aan culturele ervaringen (bijv, museumbezoek) buitenshuis, om hun talenten op kunst- en ander gebied te ontwikkelen en om anderszins betrokken te zijn bij de vele buitenschoolse activiteiten die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van een kind. Rijkere ouders daarentegen houden hun kinderen zeer druk bezig met deze activiteiten in een patroon dat sociologe Annette Lareau “concerted cultivation” noemt. De betrokkenheid van deze kinderen bij deze activiteiten verschaft hun diverse levensvaardigheden die hun prestaties op school en later op de werkvloer helpen verbeteren.
Vier: kinderen met een laag inkomen groeien op in buurten met een laag inkomen, die vaak ontoereikende scholen hebben en veel andere problemen, waaronder giftige stoffen zoals loodverf, die de ontwikkeling van een kind belemmeren. In tegenstelling hiermee, zegt Furstenberg, gaan kinderen uit rijkere gezinnen “zeer waarschijnlijk naar betere scholen en wonen in betere buurten. Het is alsof het speelveld voor gezinnen is gekanteld op manieren die met het blote oog nauwelijks zichtbaar zijn.”
Vijf: gezinnen met een laag inkomen kunnen het zich minder goed veroorloven hun kind naar de universiteit te sturen, en het ontbreekt hen vaker aan de sociale contacten die rijkere ouders kunnen gebruiken om hun kind na de universiteit aan een goede baan te helpen.
Om al deze redenen bepaalt sociale klasse in belangrijke mate hoe het kinderen vergaat vanaf de conceptie tot aan de vroege volwassenheid en daarna. Omdat dit onderzoek veel negatieve gevolgen van het leven in een gezin met een laag inkomen aantoont, versterkt het de noodzaak van brede inspanningen om dergelijke gezinnen te helpen.
Bronnen: Bandy, Andrews, & Moore, 2012; Furstenberg, 2010; Lareau, 2010Bandy, T., Andrews, K.M., & Moore, K.A. (2012). Achtergestelde gezinnen en kinderuitkomsten: Het belang van emotionele steun voor moeders. Washington, DC: Child Trends; Furstenberg, F. E., Jr. (2010). Uiteenlopende ontwikkeling: The not-so-invisible hand of social class in the United States. In B. J. Risman (Ed.), Families as they really are (pp. 276-294). New York, NY: W. W. Norton; Lareau, A. (2010). Ongelijke kinderjaren: Ongelijkheden in de ritmes van het dagelijks leven. In B. J. Risman (Ed.), Families as they really are (pp. 295-298). New York: W. W. Norton.