Susa, ook Shushan genoemd, Grieks Susiane, modern Shush, hoofdstad van Elam (Susiana) en administratieve hoofdstad van de Achaemenitische koning Darius I en zijn opvolgers vanaf 522 v.Chr. Het lag aan de voet van het Zagrosgebergte bij de oever van de rivier Karkheh Kūr (Choaspes) in de regio Khuzistan in Iran.
De archeologische vindplaats, in 1850 geïdentificeerd door W.K. Loftus, bestaat uit vier terpen. Een ervan, de citadel, werd opgegraven (1897-1908) door Jacques de Morgan, die onder meer de obelisk van de Akkadische koning Manishtusu, de stele van zijn opvolger Naram-Sin en de code van Hammurabi van Babylon blootlegde. Een tweede terp in het oosten was de locatie van het paleis van Darius I en werd opgegraven (ca. 1881) door Marcel Dieulafoy. Een derde terp in het zuiden bevatte de koninklijke Elamitische stad, terwijl de vierde terp bestond uit de armere huizen.
Het beste aardewerk werd in de onderste lagen gevonden en behoorde toe aan twee verschillende beschavingen, beide neolithisch. Boven de eerste lagen bevonden zich resten van Elamitische en vroeg-Babylonische beschavingen. In de bovenste gedeelten van de heuvels werden resten gevonden van Achaemenië, Griekenland, Elamië, Parthië en Sāsānië. Tot ergens na de 14e eeuw was de stad een bloeiend centrum van een district dat bekend stond om zijde, suikerriet en sinaasappels.