Heb je ooit eksters met elkaar zien spelen, of in opperbeste stemming zien rondrollen? Of een apostelvogel op volle snelheid zien rennen met een stok in zijn snavel, achternagezeten door een troep andere apostelvogels? Welnu, dergelijk speelgedrag kan in verband worden gebracht met een groter brein en een langer leven.
In de afgelopen 50 jaar heeft internationaal onderzoek naar dierlijke cognitie vaak het gebruik van gereedschappen als stenen en stokken in verband gebracht met cognitieve vaardigheden bij dieren. Maar mijn onderzoek bij inheemse Australische vogels, gepubliceerd in Scientific Reports, trekt lang gekoesterde veronderstellingen over het verband tussen grote hersenen en gereedschapsgebruik in twijfel.
Mijn studie vond geen significant verband tussen gereedschapsgebruik en hersenmassa. Er kwamen echter zeer duidelijke verschillen in relatieve hersenmassa aan het licht wanneer vogels die speelgedrag vertoonden werden vergeleken met vogels die niet speelden. Met name vogels die met anderen speelden (bekend als sociaal spel) hadden de grootste hersenmassa, in verhouding tot de lichaamsgrootte, en zelfs de langste levensduur.
De resultaten suggereren dat spelgedrag een belangrijke drijfveer kan zijn voor de evolutie van grote hersenen bij een aantal soorten, waaronder de mens.
Gereedschapgebruik bij vogels
Gereedschapgebruik is bestudeerd bij een breder scala van soorten dan speelgedrag. Enkele internationaal bekende Australische voorbeelden zijn:
-
de zwartborstbuizerd die stenen uit zijn snavel loslaat om emoe-eieren te kraken
-
de zwarte wouw die brandende sintels en takjes oppikt en op droge grasvlakten laat vallen om een vuurtje te stoken. De vogel doet zich vervolgens tegoed aan vluchtende of gewonde insecten en gewervelde dieren
-
palmkaketoes die met een stok trommelen.
Volgens een klassieke theorie die bekend staat als de “technische intelligentie-hypothese” ontwikkelden mensen en andere dieren grote hersenen omdat de omstandigheden hen dwongen tot een steeds verfijnder gebruik van gereedschappen.
Wat is spelen bij vogels?
Speelgedrag komt meestal voor bij jonge vogels, maar bij sommige soorten, zoals de kleine corella’s of de galahs, gaat het door tot in de volwassenheid. Speelgedrag komt voor bij soorten die over het algemeen een lange jeugdperiode hebben, langdurige ondersteuning van ouders en die opgroeien in stabiele sociale groepen.
Speelgedrag wordt gewoonlijk onderverdeeld in drie categorieën: solospel, objectspel en sociaal spel.
Solospel: hierbij kan een enkele vogel rennen, huppelen, springen, bukken, rollen, hangen, zwaaien, dansen, glijden en sneeuwrommelen. Solospel is de meest wijdverbreide vorm van spel en komt veel voor bij honingeters, papegaaien, eksters, currawongs, slagervogels, geweervogels en sommige duivensoorten.
De beste acrobaat onder de duiven is waarschijnlijk de topknotduif, maar regenboogloriakken staan er ook om bekend dat ze graag zwaaien.
Objectspel: hierbij worden allerlei voorwerpen gebruikt, waaronder stokken, stenen en kleine huishoudelijke voorwerpen. Voorwerpspelers kunnen een stok of steen of zelfs een blad ronddragen, het laten vallen, het dan weer oppakken en ermee wegrennen.
Objectspelers zijn niet zo talrijk als solospelers, maar nog steeds wijdverbreid over de soorten. Klik hier om een prachtige beschrijving te lezen van een kookaburra die verzonken is in het spelen met een steen.
Sociaal spel: waarbij twee of meer individuen betrokken zijn. Sociaal spel is tot nu toe de zeldzaamste categorie. Het kan zijn dat een vogel een voorwerp in zijn snavel houdt en de anderen er achteraan gaan. Gepubliceerde gevallen zijn grotendeels beperkt tot papegaaien en korvieren, en zijn bekend bij eksters en raven.
Witvleugelige kuikens spelen een spel waarbij twee jongen tegelijk een klein stokje of een bosje gras pakken, en dan elk proberen het van de ander af te pakken.
Het is belangrijk op te merken dat sociale spelers ook solo- en objectspelers zijn, maar dat solo- of objectspelers soms geen sociale spelers zijn. Dit laatste wordt beschouwd als een complexere vorm van spelen.
Het blijkt dat deze categorieën zinvol zijn wanneer ze worden gebruikt om een potentieel verband met hersenmassa te analyseren. Informatie over hersengewicht/massa bij Australische vogels is pas beschikbaar sinds een belangrijke studie in 2014. Deze studie identificeerde de hersenvolumes en de lichaamsgrootte van alle Australische vogelsoorten, waardoor onderzoekers deze biologische gegevens konden koppelen aan gedragsgegevens.
Een verrassend verband
Mijn studie had betrekking op 77 inheemse Australische vogelsoorten waarvoor volledige datasets beschikbaar waren. De resultaten waren meer dan verrassend. In de gebruikte steekproeven lijkt werktuiggebruik geen enkel voordeel op te leveren voor de hersenomvang of de levensverwachting: ongeacht of een soort al dan niet werktuiggebruik vertoonde, de relatieve hersenmassa’s verschilden niet. De resultaten toonden echter, nogal dramatisch, aan dat hersenomvang en spelvormen wel samenhangen.
Sociale spelers, versus andere spelers en versus niet-spelers vertoonden significant verschillende gemiddelde hersenmassa’s in elke categorie:
-
niet-spelers hebben de laagste gemiddelde hersenomvang
-
solospelers hadden iets grotere hersenen dan niet-spelers
-
objectspelers hadden weer grotere hersenen
-
sociale spelers hadden verreweg de grootste gemiddelde hersenomvang in verhouding tot het lichaamsgewicht.
Deze resultaten beperken zich geenszins tot papegaaien, maar worden aangetroffen bij zangvogels en andere ordes. Of dit voor vogels in het algemeen geldt, is nog niet bekend. Maar aangezien papegaaien en zangvogels eerst in Australië zijn geëvolueerd en zich daarna over de rest van de wereld hebben verspreid, kunnen de resultaten ook gelden voor vogels buiten Australië. Meer onderzoek is nodig.
Wat er eerst kwam – spelen met grote hersenen tot gevolg of grote hersenen die speelgedrag uitlokken – is niet bekend. Maar hoe je het ook bekijkt, sociaal spelen, of zelfs gewoon spelen, houdt verband met grotere hersenen en een lang leven.
Dus wat betekent dit alles voor de evolutie van de menselijke hersenen? Het is misschien een gok, maar de ontwikkelingsfasen van mensen en vogels lijken enige overeenkomsten te vertonen en dit kan van betekenis zijn.
Opvolgers bij mensen, net als bij mensapen en andere primaten, ontwikkelen zich ook langzaam, hebben een lange kindertijd en spelen veel, net als een verrassend aantal inheemse Australische vogels. Het kan betekenen dat samen spelen meer biedt dan alleen de tijd verdrijven. Het zou een evolutionaire drijfveer kunnen zijn voor intelligentie, en zelfs voor een lang leven.