De Europese schuldencrisis is de verkorte term voor de strijd van Europa om de schulden af te betalen die het in de afgelopen decennia heeft opgebouwd. Vijf landen in de regio – Griekenland, Ierland, Italië, Portugal en Spanje – zijn er, in verschillende mate, niet in geslaagd voldoende economische groei te genereren om hun vermogen om obligatiehouders terug te betalen de garantie te geven die het had moeten zijn.
Hoewel deze vijf landen op het hoogtepunt van de crisis in 2010-2011 werden gezien als de landen die onmiddellijk gevaar liepen om in gebreke te blijven, heeft de crisis verstrekkende gevolgen die verder reiken dan hun grenzen, tot de wereld in zijn geheel. In oktober 2011 noemde het hoofd van de Bank of England, Sir Mervyn King, de crisis “de ernstigste financiële crisis sinds de jaren dertig, zo niet ooit.”
Hoe de crisis begon
De wereldeconomie heeft een trage groei doorgemaakt sinds de Amerikaanse
De wereldeconomie kent een trage groei sinds de Amerikaanse financiële crisis van 2008-2009, die het onhoudbare begrotingsbeleid van landen in Europa en de rest van de wereld aan het licht heeft gebracht.
Griekenland, dat jarenlang fors heeft uitgegeven en geen begrotingshervormingen heeft doorgevoerd, was een van de eerste landen die de gevolgen van de zwakkere groei ondervond. Wanneer de groei vertraagt, dalen ook de belastinginkomsten, waardoor hoge begrotingstekorten onhoudbaar worden.
Het resultaat was dat de nieuwe premier George Papandreou eind 2009 moest aankondigen dat de vorige regeringen hadden verzuimd de omvang van de tekorten van het land bekend te maken. In werkelijkheid waren de schulden van Griekenland zo groot dat ze de omvang van de hele economie van het land overtroffen, en het land kon het probleem niet langer verbergen.
Investeerders reageerden door hogere rendementen op de Griekse obligaties te eisen, waardoor de kosten van de schuldenlast van het land stegen en een reeks reddingsoperaties door de Europese Unie en de Europese Centrale Bank (ECB) nodig werd. De markten begonnen ook de obligatierente in de andere landen met een zware schuldenlast in de regio op te drijven, anticiperend op soortgelijke problemen als in Griekenland.
Waarom de obligatierente steeg
De reden voor stijgende obligatierentes is simpel: Als beleggers een hoger risico zien bij het beleggen in obligaties van een land, zullen ze een hoger rendement eisen om hen te compenseren voor dat risico. Zo begint een vicieuze cirkel. De vraag naar hogere rendementen leidt tot hogere leenkosten voor het land in crisis, wat leidt tot verdere fiscale druk, waardoor beleggers nog hogere rendementen gaan vragen, enzovoort.
Een algeheel verlies van vertrouwen bij beleggers leidt er doorgaans toe dat de verkoop niet alleen het land in kwestie treft, maar ook andere landen met vergelijkbaar zwakke financiën – een effect dat doorgaans wordt aangeduid als “besmetting”.”
Reactie van de Europese regering op de crisis
De Europese Unie heeft actie ondernomen, maar dat ging langzaam omdat de instemming van alle landen in de unie nodig is. De belangrijkste maatregel tot nu toe is een reeks financiële reddingsoperaties voor de in moeilijkheden verkerende Europese economieën.
In het voorjaar van 2010 hebben de Europese Unie en het Internationaal Monetair Fonds 110 miljard euro (het equivalent van 163 miljard dollar) aan Griekenland uitbetaald. Medio 2011 had Griekenland een tweede reddingsoperatie nodig, dit keer ter waarde van ongeveer 157 miljard dollar. Op 9 maart 2012 bereikten Griekenland en zijn schuldeisers overeenstemming over een schuldherschikking die de weg vrijmaakte voor een nieuwe ronde van reddingsfondsen. Ook Ierland en Portugal ontvingen reddingssteun, respectievelijk in november 2010 en mei 2011.
De lidstaten van de eurozone hebben de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) in het leven geroepen om noodleningen te verstrekken aan landen in financiële moeilijkheden.
De Europese Centrale Bank raakte er ook bij betrokken. De ECB kondigde in augustus 2011 een plan aan om zo nodig staatsobligaties op te kopen om te voorkomen dat de rente zou stijgen tot een niveau dat landen als Italië en Spanje zich niet meer konden veroorloven. In december 2011 stelde de ECB $639 miljard aan krediet beschikbaar aan de noodlijdende banken in de regio tegen ultralage tarieven, gevolgd door een tweede ronde in februari 2012. De naam voor dit programma was de Long Term Refinancing Operation (LTRO).
Veel financiële instellingen hadden schulden die in 2012 zouden aflopen, waardoor ze hun reserves liever aanhielden dan leningen te verstrekken. Een tragere groei van de leningen had op zijn beurt de economische groei kunnen drukken en de crisis kunnen verergeren. Daarom probeerde de ECB de balansen van de banken op te krikken om dit potentiële probleem te voorkomen.
Hoewel de acties van de Europese beleidsmakers meestal hielpen om de financiële markten op de korte termijn te stabiliseren, werden ze alom bekritiseerd als slechts “een schop onder de kont”, of als het uitstellen van een echte oplossing naar een later tijdstip.
Daarnaast doemde een groter probleem op: Terwijl kleinere landen, zoals Griekenland, klein genoeg zijn om door de Europese Centrale Bank te worden gered, zijn grotere landen, zoals Italië en Spanje, te groot om te worden gered. De gevaarlijke staat van de fiscale gezondheid van de landen was daarom op verschillende momenten in 2010, 2011 en 2012 een belangrijk punt voor de markten.
In 2012 bereikte de crisis een keerpunt toen Mario Draghi, president van de Europese Centrale Bank, aankondigde dat de ECB “alles zou doen wat nodig is” om de eurozone bij elkaar te houden. De markten over de hele wereld stegen onmiddellijk op het nieuws, en de rendementen in de in moeilijkheden verkerende Europese landen daalden sterk in de tweede helft van het jaar. (Houd in gedachten dat prijzen en rendementen in tegengestelde richtingen bewegen.) Hoewel Draghi’s verklaring het probleem niet oploste, werden beleggers er wel geruster op dat ze obligaties van de kleinere landen in de regio zouden kopen. Lagere rendementen hebben op hun beurt tijd gekocht voor de landen met hoge schulden om hun bredere problemen aan te pakken.
Het probleem met wanbetaling
Waarom is wanbetaling zo’n groot probleem? Kan een land niet gewoon weglopen van zijn schulden en opnieuw beginnen? Helaas is de oplossing om één belangrijke reden niet zo eenvoudig: Europese banken blijven een van de grootste houders van staatsschulden in de regio, hoewel ze hun posities in de tweede helft van 2011 hebben verkleind.
Banken zijn verplicht een bepaalde hoeveelheid activa op hun balans te houden in verhouding tot de hoeveelheid schuld die ze aanhouden. Als een land in gebreke blijft, keldert de waarde van zijn obligaties. Voor banken kan dit een scherpe daling van het aantal activa op hun balans betekenen – en mogelijk insolventie. Door de toenemende verwevenheid van het mondiale financiële systeem gebeurt een bankfaillissement niet in een vacuüm. In plaats daarvan bestaat de mogelijkheid dat een reeks bankfaillissementen uitmondt in een destructiever “besmettingseffect” of “domino-effect”
Het beste voorbeeld hiervan is de Amerikaanse financiële crisis, toen een reeks ineenstortingen van kleinere financiële instellingen uiteindelijk leidde tot het faillissement van Lehman Brothers en de reddingsoperaties of gedwongen overnames door de overheid van vele andere. Aangezien de Europese regeringen al worstelen met hun financiën, is er minder speelruimte voor overheidssteun bij deze crisis dan bij die in de Verenigde Staten.
Hoe de Europese schuldencrisis de financiële markten heeft beïnvloed
De mogelijkheid van een besmetting heeft de Europese schuldencrisis tot een belangrijk aandachtspunt gemaakt voor de mondiale financiële markten in de periode 2010-2012. Met de marktturbulentie van 2008 en 2009 in het redelijk recente geheugen, was de reactie van beleggers op slecht nieuws uit Europa snel:
Typisch is dat de Europese bankaandelen – en de Europese markten als geheel – het veel slechter deden dan hun mondiale tegenhangers in de periode dat de crisis in het middelpunt van de belangstelling stond. De obligatiemarkten van de getroffen landen presteerden ook slecht, omdat stijgende rendementen betekenen dat de prijzen dalen. Tegelijkertijd daalde de rente op Amerikaans schatkistpapier tot historisch lage niveaus als gevolg van de “vlucht naar veilig” van beleggers.
Toen Draghi aankondigde dat de ECB zich zal inzetten voor het behoud van de eurozone, gingen de markten wereldwijd in de lift. De obligatie- en aandelenmarkten in de regio hebben sindsdien weer voet aan de grond gekregen, maar de regio zal duurzame groei moeten laten zien om de rally te kunnen voortzetten.
Politieke kwesties die bij de crisis zijn betrokken
De politieke implicaties van de crisis waren enorm. In de getroffen landen leidde het streven naar bezuinigingen (om de kloof tussen inkomsten en uitgaven te verkleinen) tot protesten in Griekenland en Spanje en tot het afzetten van de regeringspartij in Italië en Portugal.
Op nationaal niveau leidde de crisis tot spanningen tussen de fiscaal gezonde landen, zoals Duitsland, en de landen met een hogere schuld, zoals Griekenland. Duitsland drong erop aan dat Griekenland en andere getroffen landen hun begrotingen zouden hervormen als voorwaarde voor het verlenen van steun, wat leidde tot verhoogde spanningen binnen de Europese Unie. Na veel discussie stemde Griekenland er uiteindelijk mee in de uitgaven te verminderen en de belastingen te verhogen. Een belangrijk obstakel bij de aanpak van de crisis was echter de onwil van Duitsland om in te stemmen met een oplossing voor de hele regio, omdat Duitsland een onevenredig groot deel van de rekening zou moeten betalen.
Door de spanningen ontstond de mogelijkheid dat een of meer Europese landen de euro (de gemeenschappelijke munt van de regio) uiteindelijk zouden opgeven. Enerzijds zou het verlaten van de euro een land in staat stellen een eigen, onafhankelijk beleid te voeren in plaats van onderworpen te zijn aan het gemeenschappelijk beleid van de 17 landen die de munt gebruiken. Maar anderzijds zou het voor de wereldeconomie en de financiële markten een gebeurtenis van ongekende omvang zijn. Deze bezorgdheid droeg bij aan de periodieke zwakte van de euro ten opzichte van andere belangrijke mondiale valuta’s tijdens de crisisperiode.
Hoe de crisis de Verenigde Staten beïnvloedt
Het mondiale financiële systeem is nu volledig met elkaar verbonden, wat betekent dat een probleem voor Griekenland, of een ander kleiner Europees land, een probleem voor ons allemaal is. De Europese schuldencrisis heeft niet alleen gevolgen voor onze financiële markten, maar ook voor de Amerikaanse overheidsbegroting.
Veertig procent van het kapitaal van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is afkomstig uit de Verenigde Staten, dus als het IMF te veel geld moet uittrekken voor reddingsinitiatieven, zullen de Amerikaanse belastingbetalers uiteindelijk de rekening moeten betalen. Bovendien wordt de Amerikaanse schuld steeds groter – wat betekent dat de gebeurtenissen in Griekenland en de rest van Europa een potentieel waarschuwingssignaal zijn voor Amerikaanse beleidsmakers.
Huidige status en vooruitzichten voor de crisis
Heden ten dage zijn de rendementen op Europese schuld gedaald tot zeer lage niveaus. De hoge rendementen van 2010-2012 trokken kopers naar markten als Spanje en Italië, waardoor de prijzen stegen en de rendementen daalden. Hoewel dit erop wijst dat beleggers het risico van beleggen in de obligatiemarkten van de regio gemakkelijker durven te nemen, leeft de crisis voort in de vorm van een zeer trage economische groei en een groeiend risico dat Europa wegzakt in deflatie (d.w.z. negatieve inflatie). De Europese Centrale Bank heeft gereageerd door de rente te verlagen en lijkt op weg naar een kwantitatief versoepelingsprogramma, vergelijkbaar met dat van de Federal Reserve in de Verenigde Staten.
Hoewel de kans op wanbetaling door een van de eurolanden nu kleiner is dan begin 2011, blijft het fundamentele probleem in de regio (de hoge staatsschuld) bestaan. Als gevolg daarvan is de kans op een nieuwe economische schok voor de regio – en de wereldeconomie als geheel – nog steeds een mogelijkheid en zal dat waarschijnlijk nog enkele jaren blijven.