Wanneer we het over ketonen hebben, hebben we het over de primaire circulerende vetzuurmetabolieten beta-hydroxybutyraat (βOHB) en acetoacetaat (AcAc).
De leverproductie van deze 4-koolstofmoleculen neemt toe wanneer de insulinespiegel laag en de glucagonspiegel hoog genoeg is om te resulteren in een versnelde lipolyse (het vrijkomen van vetzuren uit triglyceriden in vetweefsel) en hun transport via de bloedbaan naar de lever. Ketonen worden gesynthetiseerd door de gecontroleerde splitsing van vetzuren in de lever, een proces dat “ketogenese” wordt genoemd. Het vrijkomen van vetzuur-afgeleide ketonen in de circulatie resulteert in een metabolische toestand van “ketose.
De lever produceert voortdurend ketonen, maar de snelheid van de ketogenese en de omvang van de ketose hangen voornamelijk af van de inname van koolhydraten en eiwitten via de voeding. Als je genoeg koolhydraten en eiwitten binnenkrijgt om het hormoon insuline zo hoog te laten worden dat de vetafbraak wordt geremd (en glucose de voornaamste brandstof wordt), dan werkt de ketogenese stationair, wat zich vertaalt in bloedketonconcentraties van ongeveer 0,1 mmol/L. De meeste mensen die officiële dieetrichtlijnen volgen die de nadruk leggen op koolhydraatrijk voedsel, of dat nu ‘vetarm’ of ‘mediterraan’ is, ervaren zelden ketonen hoger dan 0,3 mmol/L. Niettemin draait het ketogene proces altijd op de achtergrond, zodat ze altijd in de circulatie aanwezig zijn. Bij deze lage niveaus spelen ketonen echter niet echt een rol in het leveren van brandstof, noch oefenen ze signaaleffecten uit.
Lees meer in onze deep dive over ketonen basics hier.