Wet van Afnemende Marginale Opbrengsten

Wat is de Wet van Afnemende Marginale Opbrengsten?

De wet van de afnemende marginale opbrengst is een theorie in de economie die voorspelt dat nadat een optimaal capaciteitsniveau is bereikt, het toevoegen van een extra productiefactor in feite zal resulteren in een kleinere toename van de productie.

Bijv. een fabriek heeft arbeiders in dienst om haar producten te vervaardigen, en op een bepaald moment werkt het bedrijf op een optimaal niveau. Als alle andere productiefactoren constant blijven, zal het toevoegen van extra werknemers boven dit optimale niveau leiden tot een minder efficiënte bedrijfsvoering.

De wet van de afnemende meeropbrengst is verwant aan het concept van afnemend marginaal nut. Het kan ook worden vergeleken met schaalvoordelen.

Key Takeaways

  • De wet van de afnemende marginale meeropbrengsten stelt dat het toevoegen van een extra productiefactor leidt tot een kleinere toename van de productie.
  • Na een optimaal niveau van capaciteitsbenutting zal de toevoeging van grotere hoeveelheden van een productiefactor onvermijdelijk leiden tot verminderde incrementele opbrengsten per eenheid.
  • Bijv. als een fabriek arbeiders in dienst heeft om haar producten te vervaardigen, zal het bedrijf op een bepaald punt op een optimaal niveau opereren; met alle andere productiefactoren constant, zal het toevoegen van extra arbeiders boven dit optimale niveau resulteren in minder efficiënte operaties.
1:12

Wet van de afnemende marginale opbrengsten

De wet van de afnemende marginale opbrengsten begrijpen

De wet van de afnemende marginale opbrengsten wordt ook wel de “wet van de afnemende opbrengsten”, het “principe van de afnemende marginale productiviteit” en de “wet van de variabele verhoudingen” genoemd.” Deze wet stelt dat de toevoeging van een grotere hoeveelheid van een productiefactor, ceteris paribus, onvermijdelijk leidt tot verminderde incrementele opbrengsten per eenheid. De wet impliceert niet dat de extra eenheid de totale productie vermindert, hetgeen bekend staat als negatieve opbrengsten; dit is echter wel gewoonlijk het resultaat.

De wet van de afnemende marginale opbrengsten impliceert niet dat de extra eenheid de totale productie vermindert, maar dit is gewoonlijk wel het resultaat.

De wet van de afnemende meeropbrengsten is niet alleen een fundamenteel principe van de economie, maar speelt ook een hoofdrol in de productietheorie. Productietheorie is de studie van het economische proces van het omzetten van inputs in outputs.

Geschiedenis van de wet van de afnemende meeropbrengsten

Het idee van de afnemende meeropbrengsten heeft banden met enkele van ’s werelds vroegste economen, waaronder Jacques Turgot, Johann Heinrich von Thünen, Thomas Robert Malthus, David Ricardo, en James Anderson.De eerste vermelding van afnemende meeropbrengsten kwam van Turgot in het midden van de 17e eeuw.

De klassieke economen, zoals Ricardo en Malthus, schrijven opeenvolgende verminderingen van de productie toe aan een afname van de kwaliteit van de input. Ricardo droeg bij aan de ontwikkeling van deze wet, die hij de “intensieve marge van cultivatie” noemde. Ricardo was ook de eerste die aantoonde hoe extra arbeid en kapitaal, toegevoegd aan een vast stuk land, achtereenvolgens een kleinere productiestijging zou genereren.

Malthus introduceerde het idee tijdens de opbouw van zijn bevolkingstheorie. Deze theorie stelt dat de bevolking geometrisch groeit terwijl de voedselproductie rekenkundig toeneemt, wat resulteert in een bevolking die haar voedselvoorraad ontgroeit. Malthus’ ideeën over beperkte voedselproductie komen voort uit afnemende meeropbrengsten.

Neoklassieke economen gaan ervan uit dat elke “eenheid” arbeid precies hetzelfde is, en afnemende opbrengsten worden veroorzaakt door een verstoring van het hele productieproces als extra eenheden arbeid worden toegevoegd aan een vaste hoeveelheid kapitaal.

Afnemende marginale opbrengsten vs. schaalopbrengsten

Afnemende marginale opbrengsten zijn een gevolg van het verhogen van de input op de korte termijn, terwijl ten minste één productievariabele constant wordt gehouden, zoals arbeid of kapitaal. De schaalopbrengsten daarentegen zijn een gevolg van een verhoging van de input in alle productievariabelen op de lange termijn. Dit verschijnsel wordt schaalvoordelen genoemd.

Voorbeeld, stel dat er een fabrikant is die zijn totale input kan verdubbelen, maar slechts een toename van 60% in de totale output krijgt; dit is een voorbeeld van afnemende schaalopbrengsten. Als dezelfde fabrikant nu uiteindelijk zijn totale output verdubbelt, dan heeft hij constante schaalopbrengsten bereikt, waarbij de toename van de output evenredig is met de toename van de productie-input. Schaalvoordelen treden echter op wanneer de procentuele toename van de productie groter is dan de procentuele toename van de input (zodat bij verdubbeling van de input de productie verdrievoudigt).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *