De Whipple procedure wordt meestal uitgevoerd bij patiënten met tumoren in de kop van de alvleesklier. Bij deze operatie verwijdert de chirurg de tumor samen met de kop van de alvleesklier en het eerste deel van de dunne darm, de twaalfvingerige darm genoemd. Tijdens de operatie wordt ook de galblaas verwijderd. Bij de klassieke Whipple wordt ook het onderste derde deel van de maag verwijderd. Bij een meer recente wijziging van de Whipple-procedure (de pylorussparende Whipple) blijft de hele maag behouden. Zodra de tumor met de omliggende structuren is verwijderd, worden het overblijfsel van de alvleesklier (de hals, het lichaam en de staart van de klier), de galbuis en de maag in de resterende dunne darm vastgenaaid.
Een Whipple-operatie neemt doorgaans tussen de 4 en 6 uur in beslag. Als de patiënt na de operatie wakker wordt, komen er twee tijdelijke buisjes uit de buikholte. Eén daarvan is een chirurgische drain die naast alle nieuwe verbindingen wordt geplaatst. Ongeveer 5% van de patiënten zal lekken uit een van de nieuwe verbindingen. Als dit gebeurt, hoeft men bijna nooit terug naar de operatiekamer. Wel moet al het lekkende vocht worden afgezogen. Patiënten worden ziek door infectie als het vocht zich in de buik mag ophopen. Het lekkende vocht wordt meestal opgevangen door de drain die ongeveer een maand na de operatie in de praktijk kan worden verwijderd als het lek is gedicht.
De tweede slang die uit de buik komt, komt rechtstreeks uit de maag en wordt een gastrostomiebuis genoemd. De maag heeft de neiging lui te zijn na een Whipple-operatie; vaak leegt hij niet goed in de vroege postoperatieve periode. De meeste patiënten eten vast voedsel na ongeveer een week na de operatie. Tot 15% van de patiënten zal echter een vertraagde terugkeer van de maagfunctie hebben. De maag moet goed worden geleegd tot hij weer functioneert. De gastrostomie tube is de meest comfortabele en veilige manier om dit te bereiken. De meeste patiënten gaan naar huis met de gastrostomie-tube aan hun zij vastgeplakt. Na twee weken kan de chirurg de tube veilig en met weinig of geen ongemak in de spreekkamer verwijderen.
Risico’s van chirurgie
De kans op een bloeding waarvoor een terugkeer naar de operatiekamer nodig is, is 2% en de kans op infectie (wondinfectie, urineweginfectie, abdominaal abces) is ongeveer 5%. Deze infectieuze complicaties worden agressief behandeld tot ze opgelost zijn. Er is ook een risico op het ontstaan van bloedstolsels in de beenaders. Zowel kanker als operaties verhogen dit risico. Daarom krijgen patiënten gedurende hun gehele verblijf in het ziekenhuis een lage dosis bloedverdunners.
Veranderingen in de diabetesstatus
De alvleesklier heeft twee functies. Een daarvan is het maken van insuline om de bloedsuiker onder controle te houden. Bij de Whipple-operatie wordt een deel van de alvleesklier verwijderd en daarmee ook een deel van de insulineproducerende cellen (bèta-isletcellen). Patiënten die vóór de operatie een normale bloedsuikerspiegel hebben en deze operatie ondergaan, hebben ongeveer 10% kans om diabetes te ontwikkelen, waarvoor insuline-injecties nodig zijn om de ziekte onder controle te houden. Patiënten die voor de operatie diabetes met een dieet hebben, hebben een grotere kans na de operatie insuline nodig te hebben, en bijna alle patiënten die preoperatief een oraal hypoglykemisch middel gebruiken, zullen na de operatie insuline nodig hebben om hun bloedsuiker onder controle te houden.
Verblijf in het ziekenhuis en herstel
Patiënten kunnen na de operatie een verblijf in het ziekenhuis verwachten van 7 tot 10 dagen. Wat de patiënten het langst in het ziekenhuis houdt, is het wachten tot hun maagfunctie weer terug is. Eenmaal thuis zal het volledige herstel naar verwachting ongeveer twee maanden duren.