William III en Mary II regeerden samen over Groot-Brittannië na de afzetting van koning James II in wat bekend staat als de Glorieuze Revolutie van 1688. Hoewel Mary de dochter van James was, was zij net als haar echtgenoot, William (Prins van Oranje), een toegewijd protestant en veel parlementariërs en edelen wilden Mary als monarch in plaats van haar rooms-katholieke vader. In de herfst van 1688 kwam William, nadat het parlement hem had gevraagd actie te ondernemen tegen koning James, met een leger naar Engeland om hem af te zetten. James ontvluchtte het land, deed afstand van de troon, en Mary werd uitgenodigd om de troon te bestijgen. Mary wilde echter niet alleen regeren. Zij vond dat haar man gekroond moest worden (hij was ook een kleinkind van koning Karel I). Maar omdat Willem wilde dat de kroon zou overgaan op de eerstvolgende wettige erfgenaam (en dat was Mary) en niet door verovering de kroon zou opeisen, werd een compromis bereikt: In 1690 ondernam Mary’s vader een poging om de troon terug te krijgen, maar werd zwaar verslagen in de Slag bij de Boyne. James was gekwetst door wat hij zag als verraad van zijn twee protestantse dochters (zijn jongste dochter Anne steunde ook zijn afzetting) en verstootte hen beiden. Mary was verontrust door haar vervreemding van haar vader, maar vond het haar plicht om haar God, land en echtgenoot op de eerste plaats te zetten.