Konijnenroofdieren

Er zijn veel konijnenroofdieren die het konijn zullen aanvallen of opeten, inclusief de mens. In feite hebben konijnen er meer dan de meeste.
Hoe je woont in welk deel van de wereld, bepaalt voor welke roofdieren je moet oppassen.
Bij tamme/huiskatten zijn honden, katten en vossen misschien wel de meest voorkomende roofdieren.
Denk echter niet dat dit de enige roofdieren zijn.
Veel mensen zijn verbaasd te horen dat grote vogels een roofdier zijn voor konijnen, vooral als het konijn een baby, jong of een klein ras is. Dergelijke vogels zijn, afhankelijk van waar je woont, haviken, sperwers, uilen, valken en torenvalken.
Andere konijnenroofdieren zijn o.a. wezels, fretten, dassen, hermelijnen en slangen.

Als je een konijn hebt en het is voor langere tijd buiten, moet je het konijn voortdurend onder toezicht houden. Als u geen toezicht houdt, wordt geadviseerd het konijn in een veilige ren of hok te houden.
Konijnen kunnen sterven door shock of een hartaanval, alleen omdat een roofdier buiten het hok rondsluipt. Als een konijn geconfronteerd wordt met een roofdier kan het in paniek raken en zichzelf verwonden of simpelweg sterven van de schrik.

Elk hok of ren moet een eigen hokje of schuilplaats hebben om uw konijn echt te beschermen. U moet het konijn laten ontsnappen en zich laten verstoppen, bijvoorbeeld in een eigen hokje in het hok. Houd uw konijn goed in de gaten als het buiten is.
Met hun scherpe zicht, gehoor en reuk, kan een konijn de aanwezigheid van een roofdier waarnemen, zoals een vos of een wasbeer (afhankelijk van waar ter wereld u woont), zelfs in de tuin van uw buurman.
Veel wasberen en vossen kunnen hokken openen. De wasbeer kan in bomen klimmen en deuren openen. Vossen kunnen onder schuurtjes of boomwortels/stronken leven.
Geen tuin of erf is vrij van roofdieren, of je nu in de stad of op het platteland woont. Als je in een deel van de wereld woont waar je Wasberen krijgt, kunnen ze gemakkelijk via stormafvoeren omhoog reizen en in stedelijke gebieden terechtkomen.
Bij sommige konijnenroofdieren zijn draadkooien geen bescherming voor een konijn. Als uw konijn ’s nachts niet in huis kan blijven, dan is het altijd het beste om ervoor te zorgen dat het konijn ’s nachts wordt opgesloten binnen stevige muren, zoals een garage, kelder of in een tuinhuisje.
Ook bij tamme konijnen kunnen mensen een bedreiging vormen, als het konijn ’s nachts buiten in een hok wordt gelaten of zelfs onbewaakt in een ren gedurende
de dag.

Voor wilde konijnen kan elk ander wild dier dat groot of hongerig genoeg is om lastig gevallen te worden, een roofdier zijn.
Mensen staan natuurlijk bovenaan de lijst van roofdieren van konijnen en zijn de afgelopen 200 jaar de grootste vijand van het konijn geweest, sinds het konijn als een grote plaag werd beschouwd.
Wilde konijnen veroorzaken veel schade aan gewassen, landbouwgrond, tuinen en het platteland.

Tijdens de 20e eeuw, toen de konijnenpopulatie veel groter was, veroorzaakten ze zoveel schade aan gewassen en bomen dat ze in Groot-Brittannië werden opgenomen in de Pests Act 1954.

De mens werd toen het grootste roofdier onder de konijnen.
In Groot-Brittannië werd in 1954 een door vlooien overgedragen virus, myxomatose genaamd, geïntroduceerd in de wilde konijnenpopulatie en dit doodde meer dan 95% van de Britse konijnen.
Myxomatose is een zeer ernstige ziekte, die de ogen en de hersenen aantast.
De enorme afname van het aantal konijnen veroorzaakte ironisch genoeg ook een afname van het aantal vossen, buizerds en andere roofdieren, en tastte
de groei van de vegetatie aan. Planten als brem, braamstruiken en grove grassen groeiden uit hun voegen.
Sindsdien zijn konijnen weer gewoon op het platteland, omdat konijnen in de loop der tijd over het algemeen een resistentie tegen het virus hebben opgebouwd.
De patronen van de natuur werken in cycli en hoewel konijnen weer schade toebrengen aan gewassen en plantages, voorzien zij hun roofdieren van het broodnodige voedsel.
Zonder konijnen zouden veel laagland, kliffen en soortgelijke gebieden overwoekerd zijn met brem, braamstruiken en meidoornstruweel.
Als voorbeeld van de cyclus in de natuur, onderdrukken wilde konijnen de groei van struiken door aan de groeiende scheuten te knabbelen, waarbij de resulterende graszode de groei van laagblijvende planten als wikke en klaverblad bevordert.
Deze kleine bloeiende planten trekken weer vlinders aan en het korte gras is geschikt voor andere insecten, zoals mieren.
De insecten trekken op hun beurt weer veel vogelsoorten aan.

Cliff tops zijn niet geschikt voor gewassen, dus konijnen worden hier getolereerd en je kunt zien dat konijnen eigenlijk meer goed dan kwaad doen.

Verlaat ‘Konijnenroofdieren’ en keer terug naar de startpagina van ‘Rabbitmatters’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *