Hersenschudding is de meest voorkomende vorm van licht hersenletsel en treft jaarlijks meer dan 42 miljoen mensen wereldwijd. Hun langetermijnrisico’s – vooral voor atleten en militairen – zijn goed gedocumenteerd, met studies die mogelijke verbanden aantonen met neurodegeneratieve aandoeningen zoals chronische traumatische encefalopathie en de ziekte van Alzheimer.
De onmiddellijke effecten van een hersenschudding zijn bekend, zoals veranderingen in de structuur en activiteit van de hersenen die snel na het letsel worden waargenomen. Naast symptomen als hoofdpijn en lichtgevoeligheid, veroorzaakt een hersenschudding vaak concentratieproblemen of problemen met het verwerken van nieuwe informatie, die enkele weken kunnen aanhouden voordat ze verdwijnen. Maar er is minder bekend over hoe een hersenschudding van vroeger in ons leven de hersenen en de cognitieve gezondheid kan beïnvloeden als we ouder worden.
Om de langetermijneffecten van licht hersenletsel te onderzoeken, volgden onderzoekers onder leiding van leden van de Brain Aging and Behavior Section van het NIA Intramural Research Program (IRP) MRI- en PET-hersenscangegevens van 51 oudere volwassen deelnemers aan de Baltimore Longitudinal Study of Aging die ongeveer 20 jaar eerder een hersenschudding hadden opgelopen, en vergeleken de resultaten met 150 deelnemers zonder hersenschudding. Het onderzoeksteam vergeleek ook de langetermijnresultaten van neuropsychologische tests voor beide groepen om eventuele veranderingen in cognitieve prestaties in de loop van de tijd te detecteren.
Hersenbeeldvorming toonde aan dat deelnemers met een hersenschudding meer merkbare niveaus van witte stofschade hadden in hun frontale kwabben, temporale kwabben, en hippocampus bij hun eerste studiescan, en deze schade bleef tijdens follow-up bezoeken. De onderzoekers ontdekten ook verschillen in hersenactiviteit, ook waargenomen in hun frontale en temporale kwabben, evenals hersenweefselverlies of atrofie van de temporale kwabben.
Cognitief gezien waren er geen significante verschillen in testprestaties tussen de hersenschudde- en de niet-senschudde-groep. De onderzoekers wisten niet zeker of dit een bewijs zou kunnen zijn dat de hersenen in staat zijn om te compenseren en zich aan te passen aan de schade van een decennia-eerdere hersenschudding om cognitieve prestaties te behouden, maar ze hopen deze vraag verder te onderzoeken in toekomstige studies.
De onderzoekers merkten op dat eerder hersenschuddende onderzoeksdeelnemers alert kunnen zijn op nieuwe cognitieve veranderingen, omdat de delen van de hersenen die beschadigd zijn door hersenschuddingen – de frontale en temporale kwabben – kwetsbaar zijn voor leeftijdsgebonden veranderingen die verband houden met de ziekte van Alzheimer en aanverwante vormen van dementie.
Daarnaast wil het team het ogenschijnlijke gebrek aan cognitieve problemen beter begrijpen om te zien of het te wijten is aan een veerkrachtfactor, of dat de hersenen van mensen die lichte hersenschuddingen hebben gehad in staat zijn om work-arounds aan te passen om de schade te compenseren.
Deze studie werd gefinancierd door het NIA Intramural Research Program.