Chinese invoermethoden dateren al van voor de computer. Een van de eerste pogingen was een elektromechanische Chinese schrijfmachine Ming kwai (Chinees: 明快; pinyin: míngkuài; Wade-Giles: ming-k’uai) die in de jaren veertig van de vorige eeuw werd uitgevonden door Lin Yutang, een vooraanstaand Chinees schrijver. Hij kende dertig basisvormen of aanslagen toe aan verschillende toetsen en paste een nieuwe manier toe om Chinese karakters te categoriseren. Maar de typemachine werd niet commercieel geproduceerd en Lin zat al snel diep in de schulden.
Vóór de jaren tachtig huurden Chinese uitgevers teams van arbeiders in en selecteerden zij een paar duizend lettertypes uit een enorme Chinese karakterset. Chinese overheidsinstanties voerden karakters in met behulp van een lange, ingewikkelde lijst van Chinese telegraafcodes, die aan elk karakter een ander nummer toekenden. In het begin van het computertijdperk werden Chinese karakters gecategoriseerd aan de hand van hun radikalen of Pinyin-romanisering, maar de resultaten waren niet bevredigend.
Chu Bong-Foo vond in 1976 een veelgebruikte invoermethode uit met zijn Cangjie-invoermethode, die verschillende “wortels” toekent aan elke toets op een standaard computertoetsenbord. Met deze methode, bijvoorbeeld, is het karakter 日 toegewezen aan de A-toets, en 月 is toegewezen aan B. Het samen typen zal resulteren in het karakter 明 (“helder”).
Ondanks de steilere leercurve, blijft deze methode populair in Chinese gemeenschappen die traditionele Chinese karakters gebruiken, zoals Hong Kong en Taiwan; de methode maakt zeer nauwkeurige invoer mogelijk, waardoor gebruikers efficiënter en sneller kunnen typen, mits zij bekend zijn met de vrij ingewikkelde regels van de methode. Het was de eerste methode die gebruikers in staat stelde meer dan honderd Chinese karakters per minuut in te voeren.
Alle methoden hebben hun sterke en zwakke punten. De pinyin-methode kan snel worden geleerd, maar de maximale invoersnelheid is beperkt. Het duurt langer om de Wubi te leren, maar ervaren typisten kunnen er veel sneller tekst mee invoeren dan met fonetische methoden.
Door deze complexiteit is er geen “standaard”-methode.
Op het vasteland van China zijn de wubi-methode (gebaseerd op vormen) en pinyin-methoden zoals Sogou Pinyin en Google Pinyin het populairst; in Taiwan overheersen Boshiamy, Cangjie en zhuyin; en in Hongkong en Macau wordt Cangjie het meest onderwezen op scholen.
Andere methoden zijn handschriftherkenning, OCR en spraakherkenning. De computer zelf moet eerst worden “getraind” voordat de eerste of de tweede van deze methoden wordt gebruikt; dat wil zeggen dat de nieuwe gebruiker het systeem in een speciale “leermodus” binnengaat, zodat het systeem zijn handschrift of spraakpatronen kan leren herkennen. De laatste twee methoden worden minder vaak gebruikt dan op het toetsenbord gebaseerde invoermethoden en hebben te lijden onder relatief hoge foutenpercentages, vooral wanneer zij zonder de juiste “training” worden gebruikt, hoewel hogere foutenpercentages voor veel gebruikers een aanvaardbare afweging zijn.